Payrollkracht mag ontslagen worden na intrekken inleenopdracht

0

Wanneer een inlener de opdracht bij het payrollbedrijf beëindigt, mag het payrollbedrijf een ontslagvergunning voor de payrollkracht aanvragen. Het ontslag met toestemming van het UWV is dan niet kennelijk onredelijk.

 


De situatie

Een bedrijf doet in 2002 haar hele personeelsbestand over naar een payrollbedrijf. Alle werknemers worden exclusief uitgeleend aan het bedrijf. Een payrollkracht die dan drie jaar in dienst is, blijft hetzelfde werk dien maar krijgt een nieuwe arbeidsovereenkomst en valt vanaf die tijd onder de payroll-cao.

Als het bedrijf in 2009 de inleenopdracht met het payrollbedrijf opzegt, wordt er een ontslagvergunning voor de werknemer aangevraagd. Op grond van de cao leidt het beëindigen van de inleenovereenkomst door de inlener tot verval van een arbeidsplaats bij de payroller. En dat is daarmee een bedrijfseconomische reden voor het indienen van een ontslagaanvraag. Het payrollbedrijf hoeft dan alleen aan te tonen dat de inlener heeft opgezegd en ontslag noodzakelijk is omdat de werknemer niet herplaatst kan worden.

De payroller krijgt de ontslagvergunning en ontslaat de payrollkracht per 1 april 2010. De werknemer krijgt nog wel een outplacementtraject aangeboden en mag een heftruck-certificaat halen op kosten van de werkgever. Die doet hem ook nog een aanbod voor een tijdelijke, lagere functie bij het bedrijf waar hij eerder werkte en in dienst was, tegen een lager loon. Dat aanbod wijst de payrollkracht af. Hij vindt het aanbod niet passend en wil het alleen aanvaarden onder de oude arbeidsvoorwaarden.


De vordering

Bij de kantonrechter vordert de payrollkracht een schadevergoeding van xx euro omdat hij vindt dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Hij meent dat de ontslagvergunning onder valse reden is ingediend. Gezien het aanbod was er blijkbaar nog wel werk voor hem. De kantonrechter wijst de vordering af. De werknemer gaat in hoger beroep.


Het oordeel

Het hof ziet ook geen redenen om de vordering alsnog toe te wijzen. De centrale vraag hier is of de werkgever gebruik mocht maken van de ontslagvergunning terwijl er op het moment van opzeggen een herplaatsingsmogelijkheid was.

Het hof gaat er van uit dat de payroller het verzoek voor een tijdelijke werkkracht pas heeft gekregen na de verlening van de ontslagvergunning. De werknemer heeft namelijk niet aangevoerd dat dat al bekend was op het moment dat het ontslagverzoek bij het UWV werd ingediend. De aangeboden functie was anders dan zijn oude functie omdat er bepaalde componenten ontbraken en omdat de arbeidsvoorwaarden anders waren. Het bedrijf mocht gebruik maken van de ontslagvergunning omdat de inlener de opdracht had ingetrokken, concludeert het hof.

De werknemer heeft geen recht op een schadevergoeding. De werkgever is niet tekortgeschoten in haar herplaastingsinspanningen. Er is een outplacement traject aangeboden dat langer was dan waarin de cao voorziet, er is alsnog een passende functie aangeboden en de werknemer heeft nog een certificaat behaald op kosten van de werkgever.


Voor de uitspraak van de kantonrechter zie LJN: BP2742/JAR 2011/81
LJN BW0819
Hof Leeuwarden
Ontslag payroll-medewerker
Hoger beroep
3 april 2012

Door mr. Ingrid Kooijman

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer