WGA-eigenrisicodrager worden kan tonnen schelen

0

Het is in veel gevallen goedkoper om uw WGA-verzekering onder te brengen bij een private verzekeraar, in plaats van bij het UWV. Dat geldt niet in de laatste plaats voor flexondernemers, aangezien zij voornamelijk werknemers in dienst hebben met een contract voor bepaalde tijd. Toch loont overstappen niet altijd.

 

Een groeiend aantal bedrijven brengt de WGA-verzekering onder bij een private verzekeraar, in plaats van bij het UWV. In sommige gevallen scheelt het tonnen per jaar. Toch blijft het in veel gevallen een moeilijke keuze. Voor wie is privaat goedkoper dan publiek?

Eén bedrijf waarmee hij zaken doet, heeft al twee keer laten doorrekenen of misschien dit het goede moment was om over te stappen. Steeds bleek van niet. En onlangs belden ze hem voor een derde doorrekening. Volgens Paul Lammerts, specialist besparingsonderzoeken voor werkgevers, tekent het de moeite die bedrijven hebben met de keuze of ze hun WGA-risico willen onderbrengen bij het UWV of bij een private verzekeraar.

Die vraag is nu extra actueel: dit jaar verhoogde het UWV de WGA-premies fors (in de meeste gevallen tot zelfs een verdriedubbeling). Maar voordat we toekomen aan de vraag hoe je naar een private verzekeraar kunt overstappen en voor wie dat eigenlijk interessant is, is het goed om eens wat dieper in de WGA te duiken, want in de praktijk blijkt het tamelijk zware kost, zelfs voor HR-professionals.

WGA is onderdeel WIA
Wanneer een werknemer langer dan twee jaar ziek is, en alle pogingen om hem weer aan het werk te krijgen mislukken, dan komt iemand in aanmerking voor de entreekeuring van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De WIA bestaat uit twee delen: de IVA en de WGA, en daarnaast is er een restcategorie.

Uitkeringsperioden
Wanneer uw arbeidsongeschikte werknemer in de WGA komt, en hij dus al twee jaar ziek is, krijgt hij te maken met twee uitkeringsperioden:

1. Loongerelateerde periode

De uitkering in deze periode bedraagt de eerste 2 maanden 75 procent en daarna 70 procent van het verschil tussen loon bij aanvang van arbeidsongeschiktheid (tot maximaal de WIA-loongrens, in 2010 is dat 48.715,65 euro) en het loon dat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker nog verdient. De duur van deze periode is afhankelijk van arbeidsverleden en bedraagt maximaal 3 jaar en 2 maanden.

2. Vervolgperiode
In deze periode is het belangrijk dat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker voldoende werkt. Want alleen dan heeft de medewerker recht op een hogere loonaanvulling. Door te blijven werken en daarmee minstens de helft van zijn verdiencapaciteit (het loon dat de arbeidsongeschikte medewerker nog kan verdienen) te benutten, komt hij in aanmerking voor deze loonaanvulling. Is dit niet het geval dan bedraagt de uitkering slechts een percentage van het wettelijke minimumloon, waarbij geen rekening wordt gehouden met zijn inkomen.


De IVA is voor werknemers die 80 tot 100 procent loonverlies hebben én duurzaam arbeidsongeschikt zijn, wat betekent dat ze ook in de eerstkomende vijf jaar geen of geringe kans op herstel hebben. Wanneer iemand in de IVA komt, merk je daar als werkgever financieel maar weinig van.

De WGA is voor mensen die tussen de 35 en 80 procent arbeidsongeschikt zijn én voor de categorie 80/100 procent zonder duurzame beperkingen. Als werkgever merk je veel van deze categorie, daarover gaat dit artikel. En de restcategorie bestaat uit mensen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, zij krijgen geen arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Werkgevers betalen een premie voor de twee eerste categorieën, de WGA-premie. Die bestaat uit een basispremie IVA/WGA, die bedraagt 5,7 procent van de premieloonsom. Daarnaast is er een gedifferentieerde WGA-premie. De hoogte van de premie hangt af van je WAO- en WGA-uitkeringslasten in het jaar T-2 (voor 2010 kijkt men dus naar 2008). ‘Schone werkgevers’ die geen WGAinstromers hebben (werknemers dus die voor meer dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn) betalen minder premie dan werkgevers die aan de lopende band mensen ziek laten worden. Het doel is natuurlijk om bedrijven te stimuleren werk te maken van reintegratie.

De gedifferentieerde premie begint voor grote werkgevers bij 0,06 procent en kan oplopen tot maar liefst 2,12 procent voor de stoutste jongetjes van de klas. Voor kleine werkgevers (premieloonsom onder de 730.000 euro) is de (basis-) gedifferentieerde premie 0,59 procent.

Eind vorig jaar kregen werkgevers een beschikking waarin de nieuwe gedifferentieerde premie werd vastgesteld. En velen schrokken behoorlijk. Want die premie was fors gestegen. Sommige minder schone bedrijven kregen zelfs te maken met een verdriedubbeling van de premie, wat in voorkomende gevallen kan neerkomen op enkele tonnen per jaar.

Hoe kan dat? Nogmaals Paul Lammerts, specialist besparingsonderzoeken voor werkgevers: ‘Het UWV hanteert een omslagstelsel: er wordt gekeken hoeveel inkomsten er nodig zijn om de uitgaven te dekken en dat wordt gewoon doorberekend. De afgelopen jaren is het UWV te voorzichtig geweest, dus nu moet de premie weer omhoog. Maar een tweede oorzaak is belangrijker. Steeds meer ‘schone bedrijven’ kiezen ervoor om uit te treden, waardoor bij het UWV de minder schone bedrijven achter blijven. Steeds minder bedrijven moeten dus steeds meer uitkeringen ophoesten. Het systeem wordt uiteindelijk onhoudbaar en blaast zichzelf op.’

Wat is uittreden?
Het woord overstappen is al gevallen, maar wat betekent het precies? Werkgevers kunnen twee keer per jaar (in januari en juli) besluiten om uit te treden. Dat wil zeggen dat ze besluiten om ‘eigenrisicodrager’ te worden en de eerste tien jaar van de WGA-uitkering zelf te bekostigen. De grote multinationals kunnen dat uit eigen portemonnee doen, maar de meeste bedrijven zullen dat risico weer willen herverzekeren. Je betaalt dan nog wel de basispremie aan het UWV, maar wisselt de gedifferentieerde (UWV-) premie in voor een (in veel gevallen lagere) particuliere verzekeringspremie. Het woord eigenrisicodrager suggereert dus meer dan het in werkelijkheid is: je blijft ‘verzekerd’ voor toekomstige risico’s, alleen op een andere manier.

Het systeem met private partijen is bedacht omdat men vond dat het UWV onvoldoende in staat is om mensen te herplaatsen. Paul Lammerts: ‘Men gaat ervan uit dat in een geprivatiseerde situatie de werkgever (met rugdekking van de verzekeraar) er meer belang bij heeft iemand te herplaatsen en daar harder voor werkt, dan het UWV die alleen de kosten doorberekent via een omslagstelsel. Daar ben ik het wel mee eens: verzekeraars zijn creatiever en meer getriggerd om mensen weer terug de arbeidsmarkt op te krijgen. Je ziet dat ook in de recente kwartaalverkenning van het UWV: verzekeraars doen het gewoon veel beter. En dat is heel jammer want mensen móeten werken, de WGA is echt een glijbaan naar de bijstand. Bovendien hebben we over een paar jaar weer een krappe arbeidsmarkt waarin we echt iedereen nodig hebben.’

Iedereen uittreden!
Inmiddels is al 30 procent van de bedrijven, 13.200 in totaal, uitgetreden, en dat aantal stijgt, vooral na de premieverhogingen van dit jaar. Maar waarom gaat niet iedereen weg bij het UWV als het zoveel geld scheelt?

Paul Lammerts: ‘Niet iedereen kan weg. Stel: je huis staat in brand en je belt een verzekeraar met de vraag om een brandverzekering. Dat gaat je niet lukken. Voor veel bedrijven is het net zo. Gezonde werknemers kun je wel meenemen naar een private verzekeraar, maar zieke werknemers niet. Daar valt niks aan te verzekeren, de schade staat immers al vast. Voor elk (potentieel) WGA-dossier betaal je dus een opslag aan de verzekeraar, en dat wordt al gauw een dure grap. Je premie is dan wel lager, maar je zit zo met een opslag van enkele tienduizenden of honderdduizenden euro’s. Bij het UWV blijven dan? Dan wordt de kans op meer WGAgevallen nóg groter en stijgt je opslag nóg meer.’ Het is een dilemma, waar veel werkgevers niet uitkomen.

De conclusie dat uittreden alleen voor schone werkgevers rendabel is, lijkt gerechtvaardigd. ‘Grote werkgevers hebben algauw profijt van uittreden, tenzij ze veel instroom hebben. Als je wat kleiner bent is het alleen rendabel als je schoon of nagenoeg schoon bent, anders staat de opslag in geen verhouding meer tot de premie. Overigens wordt het door de forse premiestijging ook voor bedrijven met iets meer WGA-instroom interessant eens een berekening te maken. De grens verschuift dus wat. Ook voor MKB’ers kan het interessant zijn over te stappen, veel brancheverenigingen bieden zelfs hulp. Voor bedrijven met veel WGA-gevallen is het wellicht verstandiger om bij het UWV te blijven, daar hanteert men immers een maximumpremie.’

Hoe stap je over?
Het uittreden zelf is relatief eenvoudig. Je vult bij de Belastingdienst een formulier in waarin staat dat je eigenrisicodrager wil worden. Wel moet een garantieverklaring worden overlegd, maar dat is geen probleem wanneer u bij een verzekeraar meteen even een verzekering neemt. Dat dan weer wel. Uittreden kan tweemaal per jaar: op 1 januari en op 1 juli. Houd er rekening mee dat de Belastingdienst het formulier graag drie maanden voor de uittredingsdatum wil hebben. Wanneer de papieren in orde zijn, is het overigens niet meer dan een formaliteit.

Toch vinden veel bedrijven het lastig om te doen. Hoe kan dat, zeker wanneer het allemaal zo simpel klinkt? Omdat in kaart gebracht moet worden wat de concrete en potentiële schadegevallen zijn. Wie heeft een WGA-uitkering en wie kan er nog eentje gaan krijgen? ‘Veel werkgevers hebben dat wel inzichtelijk van de huidige werknemers, maar hebben geen flauw idee hoe dat zit met oudwerknemers. Je bent de eerste tien jaar verantwoordelijk voor iemands WGA-uitkering, en hoe zit het precies met de personeelsdossiers van mensen die vijf jaar geleden uit dienst gingen?

Bij overstappen van het ene naar het andere stelstel mogen er geen dossiers tussen wal en schip vallen; vergeet er eentje op te geven en u betaalt de schade helemaal zelf. Gemiddeld kost één WGA-uitkering een ton. Weg premievoordeel. Ga dus goed na of je alle schadedossiers in beeld hebt. Bij twijfel: niet inhalen en rechts blijven rijden (blijven zitten dus). Je kunt bij een verzekeraar aangeven dat je niet alles in kaart hebt en daar afspraken over proberen te maken, maar dat hangt ook af van het beeld dat een verzekeraar van je organisatie krijgt.’

Maar niet alleen de tijdsinvestering is een complicerende factor, ook de onzekerheid is fnuikend voor veel werkgevers. Je loopt immers nogal een financieel risico wanneer je een dossier over het hoofd ziet. Daarnaast is het complexe materie om uit te zoeken, grondige research in de kleine lettertjes is geen overbodige luxe. Ten slotte is er de eerkwestie: je moet je kwetsbaar opstellen door een derde te laten meekijken in de keuken van je personeelsadministratie. Je moet aan een verzekeraar laten zien hoe goed je je zaakjes op orde hebt, en niet iedereen heeft daar zin in.

Wanneer je dan toch de keuze maakt om over te stappen, is het dan eigenlijk ingewikkeld om een goede verzekeraar te vinden? Paul Lammerts: ‘Er zijn veel verzekeraars die een WGA-verzekering aanbieden, en ik vind dat er een groot verschil tussen hen is. Kijk vooral goed naar het opslagbedrag, het bedrag dat je betaalt voor iemand die al ziek is omdat verzekeraars geen ‘lopende schadegevallen’ verzekeren. Het is echt ongelofelijk hoe groot die verschillen tussen verzekeraars zijn: bij de ene betaal je 50 duizend euro voor een paar zieken, bij de ander al gauw 150 duizend euro. Kijk dus niet alleen naar de basispremie, want die is overal nagenoeg gelijk.’

Waar komen die verschillen vandaan? ‘Er zijn verzekeraars die echt actief aan de slag willen gaan met reintegratie, en die kunnen daardoor scherp op de prijs gaan zitten. Maar niet elke werkgever heeft zin in zoveel bemoeienis van een verzekeraar. Als je niet wil dat verzekeraars continu over je schouder meekijken en inzage in de boeken eisen, dan is een andere verzekeraar wellicht interessanter. Vraag jezelf af hoe actief een verzekeraar van jou mag zijn: sommige verzekeraars stellen zelfs budgetten voor re-integratie en begeleiding door deskundigen beschikbaar, maar daar moet je wel voor open staan.’

Daarnaast is er groot verschil in de voorwaarden. Hoeveel informatie moet je aan de verzekeraar verstrekken? Hoe zijn het uitlooprisico en het inlooprisico omschreven? ‘Het is een kwestie van goed de kleine lettertjes doorlezen.’

Verschil voor werknemers?

Dat er voor werkgevers veel te kiezen valt, is duidelijk. Maar hoe zit het met de werknemers, verandert er voor hen eigenlijk veel wanneer u overstapt naar een private partij? Die kans is groot, omdat een verzekeraar veel meer moeite zal doen om uw medewerker weer aan de slag te krijgen dan het UWV. Hij krijgt dus te maken met meer bemoeienis. Paul Lammerts: ‘In de praktijk moet dat overigens nog een beetje handen en voeten krijgen hoor. Tijdens de kredietcrisis wisten verzekeraars ook wel dat investeren in re-integratie van deze mensen niet heel eenvoudig was. Maar zodra de arbeidsmarkt straks weer aantrekt zullen ze met meer en betere initiatieven gaan komen. Wie betaalt, bepaalt. En dat zullen werknemers én werkgevers gaan merken.’

Verklarende woordenlijst


WGA
= Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (onderdeel van de WIA). Arbeidsongeschikt voor 35 tot 80 procent, én 80 tot 100 procent maar niet duurzaam arbeidsongeschikt.


IVA
= Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (onderdeel van de WIA). Arbeidsongeschikt voor 80 tot 100 procent. Bijkomende eis: geen of geringe kans op herstel.


Uittreden
= overstappen van het UWV naar een private verzekeraar. De werkgever betaalt geen gedifferentieerde WGA-premie meer maar sluit een private verzekering af voor het WGA-risico.


Inlooprisico
= Als je van het UWV naar een verzekeraar gaat, neem je soms een onverzekerbaar ‘brandend huis’ mee, een lopend schadegeval dus. Denk hierbij niet alleen aan alle lopende WIA-gevallen, maar ook aan langdurig zieken die in de WGA kunnen belanden. De meeste verzekeraars verstrekken een gratis inloopdekking van zes maanden voor ingangsdatum van de verzekering.


Uitlooprisico
= Wanneer je van de ene verzekeraar overstapt op de andere, blijft de oude schadelast achter bij de oude verzekeraar. Niet bij alle verzekeraars is het uitlooprisico volledig meeverzekerd. Bij het UWV is het uitlooprisico niet verzekerd.


Eigenrisicodrager (ERD)
= U bent uitgetreden en betaalt geen gedifferentieerde WGA-premie meer. In plaats daarvan sluit u een particuliere verzekering af.

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer