Vijf feiten die belang uitzendwerk aantonen

0

De Uitzendmonitor 2018 is onlangs gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de uitzendbranche steeds meer mensen aan werkt helpt en houdt.

In de Uitzendmonitor 2018, getiteld De maatschappelijke waarde van uitzendwerk voor de arbeidsmark, staan feiten over de ontwikkeling van de uitzendbranche. De cijfers in deze whitepaper zijn gebaseerd op onderzoek door KBA Nijmegen, die dat in opdracht van de ABU heeft uitgevoerd.

Vijf feiten uit de Uitzendmonitor 2018

  1. Recordaantal uitzendkrachten
    In Nederland hebben in 2017 856.638 mensen als uitzendkrachten gewerkt.
    Daarmee is het aantal uitzendkrachten weer terug op het niveau van voor de crisis, zelfs iets daarboven. In 2013 telde ons land ‘slechts’ 662.140 uitzendkrachten.
    (Het gaat hier om het aantal mensen dat uitzendwerk heeft gedaan, los van het aantal uren per week en het aantal weken per jaar. Hierin is dus iedere uitzendkracht meegenomen, van full time tot scholieren en studenten met een vakantiebaantje.)
  2. Aantal oudere uitzendkrachten verdubbeld
    In de periode tussen 2007 en 2017 is het aantal oudere uitzendkrachten (45-plussers) verdubbeld van ruim 100.000 naar bijna 200.000.
    Ook blijken oudere uitzendkrachten na werkloosheid sneller nieuw werk te vinden: 59% van de uitzendkrachten van 55 jaar of ouder gaat binnen een jaar weer aan de slag als uitzendkracht.
    Van de oudere WW’ers die voorheen een vaste baan hadden, vindt slechts 18% binnen een jaar weer een vaste baan.
  3. Uitzendkrachten werken langer en meer
    Uitzendkrachten werken steeds langer en draaien meer uren. De gemiddelde duur van een uitzendperiode bedroeg in 207 137 dagen. Het aantal uitzendkrachten dat het hele jaar als uitzendkracht werkt, is in tien jaar tijd gestegen van 13% naar 22% in 2017. En uitzendkrachten werken gemiddeld 30 uur per week. Opmerkelijk is dat in 2017 de helft van alle uitzendkrachten een contract van 36 uur of meer had. Voor 69% uitzendkrachten is uitzendwerk de hoofdactiviteit.
    Dat uitzendwerk steeds duurzamer wordt blijkt ook uit de verschuiving van de faseverdeling. In tien jaar tijd is het percentage uitzendkrachten in Fase A gedaald van 91% naar 81%. En het percentage uitzendkrachten in Fase B is dus gestegen van 7% in 2007 naar 17% in 2017.
  4. Uitzendwerk belangrijke opstap naar werk
    De meeste uitzendkrachten vinden snel weer werk; 43% vindt binnen een maand weer een nieuwe baan en nog eens een kwart vindt opnieuw werk na vier weken.
    Daarbij maakt iets meer dan de helft van de uitzendkrachten gebruik van het uitzendbureau.
    En de meeste uitzendkrachten blijven aan het werk. Uit de Marktmonitor 2018 blijkt dat tweederde van alle uitzendkrachten na de uitzendperiode nog steeds aan het werk is, hetzij in een uitzendbaan (22%), een tijdelijk contract (23%), een vast contract (16%) of als oproepkracht (7%).
    Doorstromen als uitzendkracht naar vast werk is echter wel teruggelopen, van ruim een kwart in 2007 naar 16% in 2017.
  5. Uitzendwerk haalt mensen uit WW
    Van alle mensen die in de WW zitten maar binnen een jaar weer werk vinden, gaat 32% aan de slag in een uitzendbaan. Per saldo stromen er meer mensen uit de WW dan dat er vanuit een uitzendbaan instromen (29%).
    En van alle WW’ers die na hun uitkering een uitzendbaan hebben gevonden, is 76% drie jaar later nog aan het werk.

Aandeel uitzendwerk gering

De Marktmonitor maakt terecht een kleine kanttekening bij het succes van uitzendwerk. In 2017 was 3,3% van de beroepsbevolking werkzaam als uitzendkracht. Daarmee is het aandeel uitzendwerk gering vergeleken met het totale aandeel van flexibele arbeid (dat op 40% ligt).

Bron: Uitzendmonitor 2018

Lees ook: Wie helpt de ‘ouderen’ aan een baan?

Over Auteur

Reageer