Mensen met een kleine deeltijdbaan van minder dan 28 uur per week blijven achter in kennisontwikkeling.
Ook mensen die het arbeidsproces tijdelijk verlaten, bijvoorbeeld door ontslag of wegens de zorg voor kinderen, lopen snel een achterstand op in kennis en vaardigheden. Wie daarna weer een baan vindt, moet meestal genoeg nemen met een lager beroepsniveau.
Dat blijkt uit een dinsdag gepresenteerd onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Het onderzoek is gedaan in opdracht van het ministerie van Economische Zaken om vast te stellen hoe het menselijk kapitaal zich ontwikkelt tijdens de levensloop. Menselijk kapitaal is de waarde van iemands kennis en vaardigheden op de arbeidsmarkt, aldus de onderzoekers. Het ministerie wilde onder meer weten wat er gebeurt als iemand tijdelijk niet werkt.
Het ROA vond geen verschil in kennisontwikkeling tussen mensen met een grote deeltijdbaan (van 28 tot 32 uur) en voltijdswerkers. De onderzoekers adviseren mensen met een kleine deeltijdbaan om veel aan scholing te doen. Ook deelnemen aan cursussen vanuit het werk remt de afname van kennis en vaardigheden flink af.
Het ROA heeft ook de zogeheten functionele geletterdheid, de basisvaardigheid op het gebied van lezen, rekenen en taal, onderzocht. Dat neemt na het veertigste levensjaar duidelijk af, stellen de onderzoekers. Een hoogopgeleid persoon tussen de 40 en 50 jaar zakt in die tien jaar af naar een middelbaar niveau, zeker als er in die periode ook nog sprake is van een loopbaanonderbreking. Daar staat tegenover dat oudere werknemers veel kennis hebben en dat die tot ongeveer 58 jaar steeds blijft toenemen. Volgens het ROA is het hogere loon dat oudere mensen wegens hun leeftijd verdienen in overeenstemming met hun niveau ten opzichte van jonge collega’s.
