Nieuwe Europese regels geven platformwerkers meer rechten en brengen meer duidelijkheid over de criteria voor schijnzelfstandigheid.
In de EU werken momenteel zo’n 28 miljoen platformwerkers die worden aangemerkt als zelfstandigen, zo schrijft de Europese Commissie in een persbericht. De belangrijkste zijn taxichauffeurs, huishoudelijk personeel en maaltijdbezorgers.
Schijnzelfstandigheid
Nieuwe Europese regels moeten schijnzelfstandigheid tegengaan. Platformwerkers die feitelijk in loondienst zijn, krijgen recht op dezelfde wettelijke arbeidssituatie. Om te bepalen of het platform een ‘werkgever’ is, is een EU-lijst opgesteld met criteria Als het platform aan ten minste twee van die criteria uit de lijst voldoet, wordt het wettelijk als een werkgever beschouwd. De platformwerkers hebben dan de sociale en arbeidsrechten die bij de status van ‘werknemer’ horen.
De criteria zijn:
- het maximumbedrag dat platformwerkers kunnen ontvangen
- toezicht op hun prestaties, ook langs elektronische weg
- controle over de verdeling of toewijzing van taken
- controle op de arbeidsvoorwaarden en beperkingen bij de keuze van de werktijden
- beperkingen van hun vrijheid om hun werk te organiseren en regels voor hun verschijning of gedrag
Lidstaten kunnen uit hoofde van hun nationale recht nog andere indicatoren aan deze lijst toevoegen.
Werknemersrechten
Wie als werknemer wordt aangemerkt, heeft recht op: een minimumloon (indien in een minimumloon is voorzien), collectieve onderhandelingen, bescherming van arbeidstijd en gezondheid, betaald verlof, betere toegang tot bescherming bij arbeidsongevallen, werkloosheidsuitkeringen, uitkeringen bij ziekte en een op bijdragen gebaseerd ouderdomspensioen.
Platform moet bewijzen of sprake is van arbeidsverhouding
De platformen hebben het recht deze indeling te betwisten of te ‘weerleggen’, waarbij ze moeten bewijzen dat er geen sprake is van een arbeidsverhouding.
Lees ook: Wet verduidelijking arbeidsrelaties schept onduidelijkheid
Verdere stappen
Het voorlopige akkoord moet nu worden goedgekeurd door de Raad en het Parlement. Daarna hebben de lidstaten twee jaar de tijd om de bepalingen in hun nationale wetgeving op te nemen.
Lees het volledige persbericht