Bulgaarse en Roemeense arbeidsmigranten komen naar Nederland zonder de benodigde werkvergunning. Zij werken dan ook vaak zwart, vooral de Bulgaren.
Van de Bulgaren heeft maar liefst 41 procent een informele arbeidsovereenkomst, onder Roemenen is dit 12 procent, zo blijkt uit onderzoek dat de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Nicis Institute (het kennisinstituut voor steden) vandaag presenteren.
654 Mensen geïnterviewd
Zij deden de afgelopen 2 jaar onderzoek naar Poolse, Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten in tien gemeenten. Daarvoor werden 654 personen geïnterviewd. Het onderzoek is gedaan in gemeenten waar veel van deze immigranten werken, zoals Rotterdam, Den Haag, Westland en Katwijk.
Tewerkstellingsvergunning
Bulgaren en Roemen hebben in principe een tewerkstellingsvergunning nodig. De werkgever moet die aanvragen. Van de Bulgaren heeft echter slechts 35 procent zo’n licentie; onder de Roemenen is dat 37 procent. Polen hebben vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Van deze groep heeft dan ook slechts 3 procent een informeel contract.
Beleid afstemmen
Uit het rapport blijkt dat arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa in veel verschillende vormen voorkomt. Sommige migranten blijven tijdelijk, anderen voor een langere periode. De onderzoekers adviseren gemeenten hun beleid hierop af te stemmen. Als migranten slechts voor een korte periode komen, moet de aandacht vooral uitgaan naar goede huisvesting. Voor de andere groepen zijn inburgeringsprogramma’s nodig.
Polen in de tuinbouw, Bulgaren en Roemenen in de bouw
In het onderzoek staat verder dat 95 procent van de ondervraagden betaald werk heeft. Polen werken relatief vaak in de tuinbouw, Bulgaren en Roemenen in de bouw. Ongeveer een op de tien personen verricht "hoogwaardige arbeid’’, bijvoorbeeld in de IT-sector.
Bijna een vijfde wil blijven
Twintig procent van de Polen wil voorgoed in Nederland blijven, onder Roemen is dat 17 procent en onder Bulgaren 19 procent. Tweederde van de respondenten is tevreden over zijn woonomstandigheden. De helft van de ondervraagden heeft buiten het werk contact met autochtonen. 57 Procent geeft aan geen of maar een klein beetje Nederlands te spreken.
