Roemenen voor wie een werkvergunning in de West-Brabantse tuinbouw was afgewezen door het strengere toelatingsbeleid van minister Henk Kamp (Sociale Zaken), mogen daar voorlopig toch blijven werken.
Dit is het gevolg van een uitspraak van de rechtbank in Den Haag.
De voorzieningenrechter besloot vrijdag de afwijzing van aanvragen voor werkvergunningen voor de Roemenen te schorsen. In afwachting van de beslissing over bezwaarschriften die Brabantse tuinders bij het uitvoeringsinstituut UWV hebben ingediend, mogen de Roemeense seizoensarbeiders bij de betreffende werkgevers blijven werken.
Kamp wil het afgeven van werkvergunningen tot een minimum beperken. Volgens hem kan het seizoenswerk in de tuinbouw net zo goed gedaan worden door werklozen in Nederland of inwoners van andere EU-lidstaten, zoals Polen, die hier wel vrij mogen werken. De minister wijst er altijd op dat andere tuinders dat al laten zien.
Kamp is volgens zijn woordvoerder ervan overtuigd dat het UWV de komende tijd ook bij de rechter kan aantonen dat er voldoende aanbod is van personeel dat geen werkvergunning nodig heeft. ‘Het gaat om laaggeschoolde arbeid. Het zou toch vreemd zijn als in de hele Europese Unie daarvoor niemand anders te vinden is dan deze Roemenen.’
Maar de rechter houdt er ernstig rekening mee dat het oorspronkelijke besluit ook in de bezwaarschriftprocedure geen stand zal houden. De voorzieningenrechter stelt dat het UWV zijn stelling dat er voldoende concreet aanbod van andere werknemers uit Nederland en andere EU-landen aanwezig is, niet hard heeft kunnen maken.
Het UWV heeft volgens de rechter slechts verwezen naar uitzendbureaus waarvan op geen enkele manier is gebleken dat zij daadwerkelijk over voldoende concreet aanbod beschikken en naar een uitzendbureau dat 1000 euro bemiddelingskosten per werknemer rekent. De afwijzing is daarom onvoldoende gemotiveerd, aldus de rechtbank.
