Arbeidsovereenkomst of opdracht?

0

Een werknemer heeft eerst een arbeidsovereenkomst en later een overeenkomst van opdracht met de werkgever.

Volgens de werknemer is de arbeidsovereenkomst nooit opgezegd en omdat hij de werkzaamheden persoonlijk moet verrichten, is er nog steeds sprake van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is het niet met hem eens.

De situatie

Een werknemer heeft sinds 2005 een arbeidsovereenkomst. In 2008 wordt een overeenkomst van opdracht gesloten tussen (Sicom), de BV van de werknemer, en de werkgever. De werknemer wordt aangesteld als statutair bestuurder bij de werkgever. In december 2009 zegt de werkgever de overeenkomst van opdracht op.

De vordering

De werknemer is van mening dat zijn arbeidsovereenkomst nooit is opgezegd . De overeenkomst tot opdracht moet als arbeidsovereenkomst gekwalificeerd worden. Hij vordert onder andere voortzetting van de arbeidsovereenkomst, toelating tot het werk en betaling van salaris.

Het oordeel

De kantonrechter overweegt in dit kort geding dat de partijen een overeenkomst van opdracht beoogd hebben. Iets anders is niet uit de feiten af te leiden. Sicom stuurde maandelijks facturen voor de werkzaamheden, waarbij ook BTW in rekening werd gebracht. De vergoeding was veel hoger dan het brutosalaris dat de werknemer destijds ontving. Verder is er geen loon doorbetaald tijdens ziekte en heeft de werkgever gemotiveerd weerlegd dat er sprake is van een gezagsverhouding. Er is dus geen reden om aan te nemen dat het hier om een arbeidsovereenkomst gaat. Het feit dat de werkzaamheden persoonlijk moesten worden verricht is niet voldoende reden om het bestaan van een arbeidsovereenkomst aan te nemen.

De werknemer vordert voortzetting van de arbeidsrelatie. Zonder toestemming van het UWV had de overeenkomst niet mogen worden opgezegd. En omdat hij het werk persoonlijk moest verrichten, is er sprake van een arbeidsrelatie. Maar de werkgever is van mening dat de Hoge Raad heeft beslist dat er alleen met een natuurlijk persoon een arbeidsrelatie kan zijn. De kantonrechter meent dat er onvoldoende feiten zijn om hierover een gefundeerd oordeel te geven. De vordering van de werknemer wordt afgewezen omdat toewijzing van de vordering zou tot ingrijpende gevolgen leiden.

Bron:
LJN BL3584, Kantonrechter Zwolle
Kort geding, 13 januari 2010

Door mr. Ingrid Kooijman
 

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer