De Wet flexibiliteit en zekerheid (Flexwet) is op 1 januari 1999 in werking getreden. De Flexwet is van toepassing op tijdelijke dienstverbanden.
Deze wet – eigenlijk een verzameling veranderingen in verschillende wetten – is gecreëerd om:
-
werkgevers voldoende mogelijkheden bieden om flexibele arbeidskrachten aan te trekken
-
en tegelijkertijd zorg te dragen voor meer zekerheden en een betere rechtspositie voor flexwerkers, met name naarmate de arbeidsrelatie met de werkgever langer duurt.
Wet Flexibiliteit en Zekerheid in het kort:
- Oproepkrachten; De werkgever moet per oproep minstens 3 uur betalen, ook als er korter is gewerkt.
- Loondoorbetalingsplicht: De periode waarover werkgevers geen loon hoeven te betalen over niet-gewerkte uren is maximaal 6 maanden. Alleen via CAO-afspraken is die periode te verlengen.
- Proeftijd: De maximale duur van de proeftijd blijft 2 maanden.
- Tijdelijke contracten: Na drie achtereenvolgende tijdelijke contracten ontstaat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat gebeurt ook wanneer de totale duur van achtereenvolgende contracten 3 jaar of langer is. Een contract telt mee als er minder dan 3 maanden tussen elkaar opvolgende contracten ligt. In de CAO kan hier van worden afgeweken.
- Uitzendwerk: De uitzendovereenkomst wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst. De eerste 26 weken van de uitzendrelatie hebben uitzendbureau en uitzendkracht een zekere vrijheid bij het aangaan en verbreken van de arbeidsrelatie.
- Uitzendloon: De uitlener moet een salaris betalen dat vergelijkbaar is met dat van werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies bij de inlener. Tenzij in de CAO anders is bepaald.
- Arbeidsbemiddeling: Uitzendbureaus hebben niet langer een uitzendvergunning nodig. Voor arbeidsbemiddeling blijft wel een vergunning verplicht.
- Ontslag: Werkgevers en werknemers hebben in beginsel een opzegtermijn van een maand. Deze termijn wordt voor de werkgever telkens een maand verlengd bij elke 5 jaar dat de werknemer in dienst is tot een maximum van 4 maanden. Werknemers hoeven niet meer voor de vorm bezwaar tegen ontslag te maken om hun WW-uitkering veilig te stellen. Werknemers die vakbondswerk doen in een onderneming hebben ontslagbescherming.
Over de uitzendovereenkomst zijn nadere bepalingen in het Burgerlijk Wetboek opgenomen. Deze uitzendbepalingen – opgenomen in artikel 690 en 681 BW – zijn tot stand gekomen met de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid per 1 januari 1999.
Rapport Tweede evaluatie Wet flexibiliteit en zekerheid (pdf)