Bij werknemers die minder dan anderhalf keer modaal salaris verdienen mag geen concurrentiebeding in het arbeidscontract worden opgenomen.
Dat staat in een motie van Tweede Kamer-leden Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) en Mariëtte Patijn (GL-PvdA) die op 8 februari 2024 is aangenomen. In de hervormingsplannen van het kabinet voor het non-concurrentiebeding wordt nog een extra wijziging opgenomen. Dat is een duidelijke salarisgrens van anderhalf keer modaal salaris (periodeloon + vakantietoeslag + vaste uitkeringen). Onder die grens is het beding altijd nietig.
Hervorming concurrentiebeding
Het kabinet wil dat het voor werkgevers duidelijker wordt wanneer ze een concurrentiebeding mogen opnemen. De volgende vier wijzigingen stonden al in het wetsvoorstel:
- Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur.
- Het concurrentiebeding moet geografisch worden afgebakend, specifiek en gemotiveerd in het contract.
- De werkgever moet in vaste contracten het zwaarwichtig bedrijfsbelang van een concurrentiebeding motiveren (dit geldt al voor tijdelijke contracten).
- Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan het concurrentiebeding houdt, moet de werkgever een vergoeding betalen aan de werknemer. Dit wordt een wettelijk bepaald percentage van het laatstverdiende salaris. Zo’n vergoeding zorgt ervoor dat werkgevers goed nadenken voordat ze het concurrentiebeding opnemen en inroepen.
Standaardclausule
Uit onderzoek van onderzoeksbureau Panteia blijkt dat één op de drie werkgevers een concurrentiebeding opneemt, vrijwel altijd als een standaardclausule in het contact. Hier is niet altijd een goede reden voor, bijvoorbeeld omdat de werknemer geen toegang heeft tot relaties of gevoelige informatie. Het kan ondertussen wel een afschrikeffect hebben, waardoor werknemers niet over durven te stappen naar een andere werkgever. Naar schatting zijn 3,1 miljoen werknemers gebonden aan een concurrentiebeding.
Het wetsvoorstel voor de modernisering van het concurrentiebeding zal dit voorjaar in internetconsultatie gaan.
Lees ook: Wanneer is een geheimhoudings- en/of concurrentiebeding opportuun?