Wie moet aantonen dat de werknemer in staat is om te werken?

0

Als een werknemer aangeeft dat hij na ziekte weer aan de slag kan, moet de werkgever deze visie als uitgangspunt nemen.

Als de werkgever vindt dat de werknemer toch niet is staat is om te werken, moet hij dat bewijzen.

De situatie

Een scheepslasser werkt sinds september 1998 voor de werkgever. In juni 2002 meldt hij zich ziek. In oktober 2003 oordeelt het UWV dat hij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt omdat hij niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Op 8 oktober 2003 vraagt de werknemer een WW-uitkering aan die door het UWV op 18 november 2003 geweigerd wordt omdat er nog een arbeidsovereenkomst bestaat tussen werknemer en werkgever.

De werknemer stelt zich vervolgens op 21 november telefonisch beschikbaar voor werk, wat hij later, op 24 november 2003 schriftelijk bevestigt. Hij stelt daarbij dat hij recht heeft op loon vanaf 8 oktober. De werknemer wordt echter niet toegelaten tot zijn werkzaamheden.
De arbeidsovereenkomst wordt uiteindelijk per 7 april 2005 ontbonden, zonder toekenning van een vergoeding.

Het oordeel van de rechtbank

De werknemer dient een loonvordering in over de periode 7 oktober 2003 tot en met 7 april 2005. De kantonrechter wijst de loonvordering toe vanaf 24 november 2003. De kantonrechter bepaalt dat de werkgever moet bewijzen dat hij een goede reden had om de werknemer niet toe te laten tot het werk.

Het oordeel van het gerechtshof

De werkgever gaat in hoger beroep en vraagt het Hof de uitspraken van de kantonrechter te vernietigen. Het Hof oordeelt, net als de kantonrechter, dat als een werknemer zich beschikbaar stelt voor zijn werk en de werkgever hem niet toelaat tot zijn werkzaamheden, de werkgever dan moet kunnen aantonen dat de werknemer niet geschikt is voor zijn werk. Volgens jurisprudentie moet de visie van de werknemer als uitgangspunt dienen. Vanaf het moment dat de werknemer zich beschikbaar stelt en de werkgever daar geen gebruik van maakt, heeft hij ook recht op loondoorbetaling. De werknemer heeft volgens het Hof recht op loon over de periode vanaf 24 november 2003.

Het Hof oordeelt wel anders over de periode 7 oktober 2003 tot 24 november 2003. Over die periode moet de werknemer, in plaats van de werkgever, aantonen dat hij zich daadwerkelijk beschikbaar heeft gesteld voor werk. Omdat de partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt het Hof dat elke partij zijn eigen kosten draagt van de procedure.

Bron:
LJN BN0508, Gerechtshof Leeuwarden
Bewijslast arbeidsongeschiktheid
Hoger beroep, 15 juni 2010

Door mr. Ingrid Kooijman
 

Over Auteur

Reageer