Met dertien nieuwe klanten in de eerste helft van 2020 zet AFAS de groei in de flexbranche onverminderd door. Inmiddels neemt het softwarebedrijf met 39 procent klantaandeel een dominante positie in op de Flexmarkt Omzetranglijst Top 100 (de 100 grootste flexbedrijven op basis van omzet).
De Nederlandse uitzendsector staat voor een aantal grote uitdagingen. Het ING Economisch Bureau stelt dat, na een aantal jaren van flinke groei, het economisch tij afgelopen jaar gekeerd is voor deze branche. De vraag naar tijdelijke arbeidskrachten is, mede door de coronacrisis, drastisch afgenomen. Aan de andere kant stelt de grootbank in een andere rapportage ook dat die vraag relatief snel gaat herstellen zodra de economie weer aantrekt. Organisaties zullen namelijk op het moment dat zij op zoek gaan naar nieuwe medewerkers, vaak als eerste uitzendkrachten inhuren in plaats van dat zij vaste medewerkers aannemen.
Lees ook: Inhuurmarkt structureel anders door corona
Invoering Wet arbeidsmarkt in balans
Naast conjuncturele ontwikkelingen heeft de sector ook te maken met structurele ontwikkelingen, waaronder de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB). Hierdoor staat het verdienmodel van de uitzendsector al enige tijd onder druk. AFAS probeert hierop in te spelen door de standaard ERP-oplossing voor de flexbranche verder te ontwikkelen en klanten een totaalpakket te bieden waardoor zij geïntegreerd werken. Voorbeelden hiervan zijn contractafspraken met klanten of het verwerken van urenstaten van flexwerkers. Het doel is om hogere marges te behalen door online en effectief samen te werken van plaatsingsaanvraag tot factuur.
Inzicht creëren
Bernard-Paul Hakkenberg, Commercieel Directeur AFAS: “Dat flexbedrijven met onze software gaan werken, is echt een bevestiging van de waarde van ons product voor de flexbranche. Steeds meer bedrijven zien gelukkig de toegevoegde waarde van een geïntegreerde oplossing omdat zij zo grip krijgen op de backofficeprocessen. Op die manier gaan bedrijven efficiënter werken en creëren ze inzicht.”
Bron: AFAS