Het gaat goed met de economie en flexwerk groeit. Maar niet iedereen profiteert hiervan. Baanpolarisatie dreigt op de arbeidsmarkt en door robotisering loopt de ‘kwetsbare uitzendkracht’ het risico buiten spel te worden gezet. De ‘klassieke’ uitzendkracht vormt een risicogroep.
Dat stellen drie wetenschappers en kenners van de arbeidsmarkt in Flexmarkt, die deze maand is verschenen.
‘Klassieke’ uitzendkracht
De ‘klassieke’ uitzendkracht vormt een risicogroep, stelt Prof. Dr. Wendy Smits, onderzoeker van het CBS en bijzonder hoogleraar Labor Markt Flexibility aan de Universiteit Maastricht.
Onder de klassieke uitzendkracht verstaat zij de vaak laag of middelbaar opgeleide mensen, die fulltime routinematig werk doen, bijvoorbeeld in de industrie. Door de opgaande conjunctuur groeit de vraag naar uitzendkrachten in de industrie en elders weliswaar fors op dit moment. Maar dit zijn ook beroepen die het risico lopen op den duur te verdwijnen. “De afname van routinematig werk door robotisering is al gaande”, stelt Smits. Voorspellen hoe snel dit doorzet is lastig. “Door technologische ontwikkelingen wordt werk geautomatiseerd waarvan we tot voor kort niet wisten dat dat kon.”
Uit de cijfers blijkt volgens Smits dat er een zekere polarisatie gaande is. “De werkgelegenheid aan de onderkant van de markt, waarin veel oproepkrachten werken, vertoont slechts een lichte groei. Terwijl de werkgelegenheid in het hogere segment, waarin veel hoogopgeleide zzp’ers werken, flinke groei laat zien.”
Randstedelijke superkoppels
En als we Jan Latten, hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofddemograaf bij het CBS, mogen geloven wordt de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden alleen maar groter. Latten stelt dat er steeds meer ‘randstedelijke superkoppels’ komen. “Steeds meer jonge mensen zitten in flexbanen en moeten langer wachten op een vaste baan. Dit maakt het moeilijker belangrijke stappen te zetten, zoals kinderen krijgen en een eigen huis kopen. Die bestaansonzekerheid compenseren zij door bij hun partnerkeus ook op het economisch nut te letten. Hierdoor zien we steeds meer hoogopgeleide koppels.” Het CBS heeft becijferd dat in 2016 30% van de 25-45 jarige samenwonenden een hoogopgeleid stel is, terwijl dat tien jaar eerder nog maar 19% was.
Laagopgeleid op het platteland
Een ander effect is urbanisatie: steeds meer hoogopgeleiden trekken naar de steden voor werk en voor het vinden van een (eveneens hoogopgeleide) partner. Niet voor niets zijn de ‘superkoppels’ vooral in de Randstad te vinden. Volgens het CBS is in Utrecht 63% van de 25- tot 45-jarige stellen hoogopgeleid en in Amsterdam 54%. Latten: “Het sociale en regionale contrast wordt groter. Aan de ene kant de hoogopgeleide koppels in de Randstad en aan het andere uiterste de laagopgeleide flexwerker op het platteland.” Die laatste heeft het moeilijk. “De man die laagopgeleid is, een flexbaan heeft en op het platteland woont, komt eerder op achterstand te staan. Uit analyse blijkt dat hij ook minder kans heeft binnen een jaar een partner te vinden. Hij is de dupe van de flexibele economie.”
Robotisering
En dan is er die andere enorme invloed op de arbeidsmarkt van morgen: robotisering. Ook hiervoor geldt dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt buiten de boot dreigen te vallen, de eerste signalen zijn er al en dat zal in 2018 niet minder zijn. Om ervoor te zorgen dat die robotisering voor alle werkenden goed uitpakt, moet er een ‘inclusieve robotagenda’ komen, zo stelt econoom Robert Went. Hij is verbonden aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WWR). Volgens Went moet Nederland investeren in robots én in mensen. “We moeten mensen beter laten functioneren met nieuwe technologie en meer autonomie in hun werk geven. Dat is goed voor de productiviteit en voor mensen. We pleiten ook voor meer mogelijkheden om te leren tijdens het werk (‘learn while you earn’) en voor het beter faciliteren van ‘levenslang leren.”
Ook Went waarschuwt voor de tweedeling in de maatschappij als effect van de robotisering. “We [WRR, red.] vragen aandacht voor grote ongelijkheden die kunnen ontstaan door de toepassing van nieuwe technologie: inkomensongelijkheid, vermogensongelijkheid, en mensen die ook met extra cursussen en opleidingen buiten de boot dreigen te vallen. Voor al deze aspecten is wel meer aandacht aan het komen, denk ik. Maar het mag allemaal wel wat meer, en systematischer. Er is nog geen Nederlandse robotstrategie.”
Dit is een ingekorte versie van een een artikel dat begin februari is verschenen in Flexmarkt. Nog geen abonnee?