Uitzendperiode telt niet mee bij bescherming flexwerk

0

Een medewerker die na vier contracten als uitzendkracht een tijdelijke aanstelling krijgt, kan geen contract voor onbepaalde tijd claimen op basis van de flexwet.

De tijd die iemand als uitzendkracht heeft gewerkt telt niet mee bij de toepassing van de zogenoemde flexwetgeving, zo oordeelde de Centrale Raad van Beroep gisteren. De Centrale Raad van Beroep volgt daarmee een uitspraak die het Hof van Justitie van de Europese Unie op 11 april 2013 deed in een Italiaanse zaak. Het gaat hierbij overigens alleen om de overheidssector.

Het gaat in deze zaak om een vrouw die eerst vier contracten als uitzendkracht bij een gemeente heeft gehad en daarna een tijdelijke aanstelling voor een jaar krijgt als ambtenaar bij die gemeente. Zij stelt dat die aanstelling haar vijfde contract op een rij is voor dezelfde functie, hetzelfde werk, hetzelfde salaris en onder hetzelfde gezag. Met een beroep op de zogenoemde flexwetgeving en de civiele sector stelt de ambtenaar dat in haar geval de tijdelijke aanstelling geldt als een vast dienstverband. Die flexwetgeving houdt in dat na drie contracten voor bepaalde tijd het vierde contract van rechtswege (automatisch) voor onbepaalde tijd gaat gelden.

De Centrale Raad van Beroep vindt dat het te ver gaat om de wettelijke bescherming van flexwerkers ook van toepassing te laten zijn bij werkzaamheden op basis van een uitzendovereenkomst, die voorafgingen aan de tijdelijke aanstelling als ambtenaar. Het niet meetellen van de uitzendperiode is ook niet in strijd met het EU-recht. De Centrale Raad van Beroep verwijst hiervoor naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 april 2013 in de zaak Oresta Della Rocca tegen Poste Italiane SpA, kenmerk C-290/12. In die uitspraak heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de EU regels ter bescherming van flexwerkers niet van toepassing zijn op uitzendkrachten.

De Centrale Raad van Beroep ziet ook geen andere redenen waarom betrokkene aanspraak kan maken op voortzetting van haar dienstverband. Het standpunt van de Commissie Gelijke Behandeling dat sprake zou zijn van discriminatie op grond van de godsdienstige overtuiging van betrokkene volgt de Raad niet. Er bestond juist grote tevredenheid over het functioneren van betrokkene. De beëindiging kan volgens de Centrale Raad van Beroep worden teruggevoerd op de bezuinigingen die de gemeente moest doorvoeren. Het beroep van betrokkene is dus terecht ongegrond verklaard.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak geen hoger beroep instellen. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Bron: ANP

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer