Verbieden dragen halsketting met kruisbeeld mag

0

Het Rotterdams vervoersbedrijf mag een tramconducteur verbieden om een ketting met kruisbeeld zichtbaar te dragen.

Het bedrijf maakt daarmee weliswaar een onderscheid naar godsdienst maar dat is een geoorloofd onderscheid.

De situatie

Een Rotterdamse tramconducteur draagt vanwege zijn christelijk geloof een halsketting tot halverwege de borst met een gouden kruisbeeld van circa 5 centimeter groot. Als de werkgever nieuwe bedrijfskleding introduceert, wordt nog eens gewezen op de geldende kledingvoorschriften. Over sieraden is daarin bepaald dat die bescheiden van grootte en kleur moeten zijn. Omdat de conducteur blijft weigeren zijn ketting onder zijn uniform te dragen, wordt hij uiteindelijk geschorst. De kledingvoorschriften worden in het managementteam wel opnieuw ter discussie gesteld. De werknemer geeft aan dat hij, ongeacht de uitkomst van het overleg, zijn ketting blijft dragen. Er worden nieuwe kledinginstructies uitgevaardigd die onder andere inhouden dat kettingen alleen onzichtbaar, dus onder de kleding, mogen worden gedragen.

De vordering in kort geding

De werknemer vordert in kort geding dat hem wordt toegestaan om de ketting zichtbaar te dragen. De rechter wijst die vordering af. De kledinginstructie is niet onredelijk en het vervoersbedrijf maakt ook geen onderscheid tussen religieuze en niet-religieuze sieraden. Het verbod is daarom geen onderscheid naar geloof.

Het oordeel van het hof

Het hof denkt daar anders over. Dat oordeelt dat het zichtbaar dragen van de ketting steun vindt in de geloofsgemeenschap van de conducteur en dat het vervoersbedrijf met de instructie dus wel degelijk een onderscheid naar geloof maakt. Maar dat onderscheid is gerechtvaardigd. Het doel van de kledinginstructies is legitiem: het bereiken van een professionele uitstraling van het bedrijfsuniform. Het middel, de kledinginstructies, zijn een passend middel om dat doel te bereiken en het doel kan ook niet op een andere manier bereikt worden.

Hoofddoek mag wel

De werknemer wijst er nog op dat moslima’s wel een hoofddoek mogen dragen en dat hij daarom ook zijn kruisbeeld mag dragen. Het hof oordeelt dat dat argument niet opgaat. De hoofddoek is een onderdeel van het bedrijfsuniform, het heeft dezelfde kleur en is voorzien van een bedrijfslogo. Daarom doet dat kledingstuk geen afbreuk aan de professionele uitstraling van het bedrijfsuniform.

LJN BM7410
Hof Amsterdam
Geoorloofd onderscheid naar godsdienst
Hoger beroep
5 juni 2010

Door mr. Ingrid Kooijman
 

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer