Referteperiode rechtsvermoeden arbeidsomvang in uitzendovereenkomst

0

Een uitzendkracht claimt tijdens leegloop doorbetaling van het gemiddeld aantal gewerkte uren in de voorafgaande drie maanden. De eis ligt echter veel hoger dan de contractueel bedongen werktijd.

De feiten

Een uitzendkracht heeft na 78 weken in fase A voor hetzelfde uitzendbureau en dezelfde opdrachtgever te hebben gewerkt, deze werkzaamheden voortgezet op basis van een  uitzendovereenkomst fase B voor de duur van zes maanden. De uitzendkracht werkte in fase A gemiddeld 32 uur per week en daarna zelfs nog iets meer. De arbeidsomvang was in de uitzendovereenkomst echter gegarandeerd voor vier uren per week. Twee maanden na de aanvang van de uitzendovereenkomst in fase B werd de opdracht beëindigd en ontving de uitzendkracht doorbetaling van loon over de contractueel gegarandeerde vier uur. De uitzendkracht claimt doorbetaling over het gemiddelde aantal uren van de laatste drie maanden: ruim 33 uur per week.

De beslissing

Volgens de wetsgeschiedenis is artikel 7:610b BW (rechtsvermoeden arbeidsomvang) van toepassing op dienstbetrekkingen die ten minste drie maanden hebben geduurd. Uit de wetsgeschiedenis is echter niet af te leiden dat de referteperiode van drie maanden uitsluitend betrekking heeft op één arbeidsovereenkomst. In dit verband is van belang dat de uitzendkracht in de periode voorafgaand aan de laatste uitzendovereenkomst werkzaam was voor dezelfde werkgever, bij dezelfde opdrachtgever en dat hij dezelfde werkzaamheden verrichtte.

De enige reden voor het sluiten van een nieuwe uitzendovereenkomst is het feit dat de in de cao voor uitzendkrachten vastgelegde maximale duur van fase A was verstreken. Het uitzendbureau kon niet anders dan een nieuwe uitzendovereenkomst afsluiten. Het beperkte aantal uren in de nieuwe uitzendovereenkomst (vier uur per week) is niet op verzoek van de uitzendkracht opgenomen.

Volgens het uitzendbureau is de opdracht beëindigd wegens slecht functioneren van de uitzendkracht, maar dat is niet aannemelijk gemaakt. De kantonrechter heeft de vordering daarom toegewezen. Het uitzendbureau moet bijna dertig uur per week nabetalen over de leegloopperiode.

Commentaar

Als in de uitzendovereenkomst een reëler aantal uren per week was gegarandeerd, of als er een min/max-bepaling was opgenomen, had de uitzendkracht een lastiger verhaal bij de rechter gehad. Na anderhalf jaar gemiddeld dertig uur werken bij dezelfde opdrachtgever is een arbeidsgarantie van vier uur per week niet alleen ongeloofwaardig, maar ook onhandig van het uitzendbureau.

Kantonrechter Utrecht 6 juni 2007, Jurisprudentie Arbeidsrecht 2007, nummer 175

Bron: mr. J.M. Caro, Advocatenkantoor Werk & Wet

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer