In de ABN AMRO-cao is bepaald dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen toegestaan is in de daar opgenoemde situaties. De werknemer vindt dat zijn serie van tijdelijke overeenkomsten daaraan niet voldoet.
De kantonrechter is het met hem eens, en oordeelt dat het contract van de werknemer gezien moet worden als een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
De situatie
Een werknemer is sinds 2005 in dienst bij de ABN AMRO Bank NV. Eerst als uitzendkracht en later op basis van drie, opeenvolgende, tijdelijke arbeidsovereenkomsten van één jaar. De werkgever heeft de werknemer laten weten dat de laatste overeenkomst per 26 september 2009 van rechtswege eindigt.
De cao ABN AMMRO staat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd alleen toe bij: (1) piekvorming in het werk (2) tijdelijke vervanging van een collega (3) een project (4) een overgangsfase of reorganisatie of (5) een opleidingsperiode voor een trainee. De duur van een tijdelijke overeenkomst is maximaal drie jaar en daarbij wordt – in afwijking van de wettelijke regeling – geen rekening gehouden met uitzend- of detacheringsperiodes die in het half jaar voor de tijdelijke overeenkomst zijn aangegaan.
De vordering
De werknemer vordert in een kort geding loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Hij meent dat er sprake is van vier achtereenvolgende overeenkomsten en daarmee dus van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, dan wel dat er in strijd met de cao een tijdelijk contract is gesloten. Er was namelijk geen sprake van één van de situaties die in de cao zijn benoemd.
Het verweer
De werkgever voert aan dat de werknemer zelf heeft ingestemd met de tijdelijke overeenkomsten. Verder is in de cao nadrukkelijk afgeweken van de wettelijke bepaling over de keten van arbeidsovereenkomsten. De bank meent ook dat er wel degelijk sprake is van piekvorming in het werk en dat zij zich op dit moment bevindt in een situatie die te beschouwen is als een overgangsfase bij reorganisatie.
Het oordeel
De kantonrechter is het met de werknemer eens dat de bank in strijd met de cao heeft gehandeld door tijdelijke arbeidsovereenkomsten aan te bieden terwijl geen sprake was van een situatie zoals die benoemd wordt in de cao. Daarom moet er op grond van de cao-bepalingen van uit gegaan worden dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
De bank heeft niet kunnen aantonen dat er tijdens het dienstverband van de werknemer sprake was van een pieksituatie, in vergelijking met de periode daarvoor. De geclaimde overgangssituatie is ook niet aangetoond. Daarnaast werft de bank nog steeds personeel voor soortgelijke functies als die van de werknemer.
De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe en veroordeelt de bank tot een dwangsom van € 1000 voor elke dag dat zij niet aan het vonnis voldoet.
Bron:
LJN BK3286, Kort geding
Vordering wedertewerkstelling en loondoorbetaling
Kantonrechter Arnhem, 22 oktober 2009
Door mr. Ingrid Kooijman