De roostervrije dag als arbeidsvoorwaarde: twee werknemers willen beide niet op woensdag werken.
Een andere werkneemster heeft in haar arbeidsovereenkomst laten opnemen dat zij op woensdag vrij zal zijn als haar kind de schoolgaande leeftijd heeft bereikt. De werkneemster met het langere dienstverband wordt eerst verzocht en later schriftelijk opgedragen om voortaan op woensdag te werken. In een kort geding heeft de werkneemster van de kantonrechter gelijk gekregen in haar voorlopige vordering op woensdag vrij te zijn.
De werkgever heeft de kwestie in hoger beroep aan het gerechtshof voorgelegd. De werkgever is van mening de schriftelijke afspraken met de tweede werkneemster te moeten naleven en wil dat er elke werkdag een gediplomeerd werknemer aanwezig is.
De beslissing
Het gerechtshof overweegt dat de mondelinge afspraken bij indiensttreding over de vrije woensdag onderdeel zijn geworden van de arbeidsovereenkomst. Hiermee zijn ze een arbeidsvoorwaarde, die niet zonder meer eenzijdig kan worden gewijzigd.
De werkneemster heeft wel degelijk persoonlijke belangen bij de vrije woensdag, die echter door de werkgever als onzin worden afgedaan. Dat had de werkgever niet mogen doen. Tevens blijkt het probleem van de onbezette woensdag tijdelijk te zijn. Een paar maanden later zou een fulltime medewerker een diploma kunnen behalen en de woensdag voor zijn rekening kunnen nemen.
Daarnaast heeft de werkgever suggesties van de werkneemster om tot een oplossing te komen van de hand gewezen. Al met al had de werkgever niet voldoende reden om de arbeidsvoorwaarden van de werkneemster te wijzigen.
Gerechtshof Den Haag 24 maart 2007, Jurisprudentie Arbeidsrecht 2007, nr. 126