Uitzendovereenkomst met uitlener of arbeidsovereenkomst met inlener?

0

Een tennisleraar die door een stichting wordt uitgeleend aan een tennisvereniging vindt dat hij in dienst is bij die vereniging. Hij vecht door tot aan de Hoge Raad maar vangt bot.

 

De situatie

Een tennisleraar werkte 10 jaar lang in het zomerseizoen steeds op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hij was dan in dienst van een sportbedrijf (een stichting) die hem uitleende aan de tennisvereniging. In de winter had de tennisleraar geen contract. Hij gaf dan wel tennisles op dezelfde vereniging, maar dan voor eigen rekening. De cursisten betaalden hun lessen rechtstreeks aan de leraar.

In de winter van 2005/2006 is er wel een overeenkomst gesloten zoals normaal in de zomer gebeurde.

De tennisvereniging wilde vervolgens de zomerovereenkomst, die liep van 1 april 2006 t/m 31 oktober 2006, niet meer verlengen omdat er dan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De vereniging wilde wel met hem verder als zzp-er.

De vordering

De tennisleraar meent dat hij een contract voor onbepaalde tijd had met de tennisvereniging en vordert loondoorbetaling bij de kantonrechter. Die wijst de vordering af, net als het Hof in hoger beroep.

Het verweer

De tennisvereniging meent dat er nooit een arbeidsovereenkomst tussen de vereniging en de tennisleraar heeft bestaan. Er waren alleen arbeidsovereenkomsten tussen de leraar en de sportstichting.

Het oordeel

Het Hof gaat er vanuit dat de gesloten overeenkomsten tussen de tennisleraar en het sportbedrijf uitzendovereenkomsten zijn. Dat is op te maken uit de overeenkomsten zelf en uit de cao. Die laatste gaat duidelijk uit van een constructie met drie partijen waarbij de werknemer zijn werk verricht onder leiding en toezicht van een sportvereniging, terwijl de rest van het werkgeversgezag bij de stichting is ondergebracht. En er is niet gebleken dat de overeenkomst tussen de tennisleraar en het sportbedrijf is overgenomen door de tennisvereniging. Verder verzet de rechtszekerheid zich tegen een geruisloze vervanging van de uitzendovereenkomst door een arbeidsovereenkomst, met de eerdere inlener als werkgever.

Bij de Hoge Raad

De tennisleraar gaat door tot aan de Hoge Raad. Maar daar vangt de tennisleraar bot omdat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling moeten worden beantwoord. Het oordeel van het Hof is daarmee het eindoordeel.

Soms wel arbeidsovereenkomst met inlener
Advocaat-Generaal Wissink gaat bij zijn conclusie bij het arrest uitgebreid in op de problematiek rondom uitzendovereenkomsten en payrollcontructies. Daarbij merkt hij op dat, ondanks de formele arbeidsovereenkomst tussen een payrollbedrijf en de werknemer, er toch in bepaalde concrete gevallen ook een arbeidsovereenkomst met de inlener kan bestaan. Het blijft dus oppassen geblazen met dergelijke constructies.

Bron:
LJN BO5801
(Hoge Raad) en LJN BJ6474(Hof)
Hoge Raad
Uitzendovereenkomst, formeel werkgeverschap
Cassatie
24 december 2010

Door mr. Ingrid Kooijman

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer