Vanaf 1 januari 2006 is de levensloopregeling in werking getreden. Iedere werknemer, dus ook de flexkracht, kan hieraan deelnemen.
Werknemers kunnen jaarlijks maximaal 12% van hun bruto-jaarloon sparen bij een instelling of verzekeraar. De werkgever stelt hiervoor een schriftelijk reglement op en zorgt voor de storting. De totale opbouw van de levensloopregeling mag niet meer bedragen dan 210% van het jaarloon. Het gespaarde bedrag is bestemd voor een inkomen tijdens een periode van onbetaald verlof. Bij de opname van het verlof vindt de afdracht loonbelasting pas plaats en betaalt de werkgever uit het levenslooptegoed een periodieke uitkering uit aan de werknemer. Ondertussen blijft de arbeidsovereenkomst in stand.
Er zitten ook nadelen aan de spaarloonregeling, dus een werknemer moet goed afwegen of deelname wel positief voor hem of haar uitvalt, bezien vanuit zijn of haar specifieke situatie.