Van huisvestingskosten tot aan het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Wat verandert er voor flexondernemers in 2025? We zetten het beknopt voor je op een rij.
Tekst: Ronald Bruins
Inhouding huisvestingskosten van arbeidsmigranten
Er komt per 1 januari een regeling voor de inhouding van huisvestingskosten voor arbeidsmigranten op basis van een Prijskwaliteitssysteem (PKS). De uitzendonderneming kan voor het gebruik van huisvesting kosten in rekening brengen bij de uitzendkracht. Het PKS bepaalt aan de hand van kwaliteitsnormen de maximale in rekening te brengen totale kosten voor de huisvesting. Die bedragen 25 procent van het alsdan geldende wettelijk minimum-uurloon vermenigvuldigd met 40. De NBBU heeft een handige rekentool ontwikkeld om deze kosten te achterhalen: tinyurl.com/pks-tool
Aanpassing van de ET-regeling
De ruilvoet bij de uitruil van loon in verband met extraterritoriale kosten wordt vanaf 1 januari aangepast naar een verhouding van 100/100. Dit betekent dat de volledige kosten vergoed kunnen worden zonder nadelige financiële gevolgen voor de uitzendkracht.
Toegang uitzendkrachten tot zwaarwerkregeling Bouw
De zwaarwerkregeling, die oorspronkelijk uit de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra 2021-2025 komt, wordt opengesteld voor uitzendkrachten. Deze regeling, die per 1 januari van kracht wordt, biedt uitzendkrachten de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken als zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Indexatie wettelijk minimumloon
Het wettelijk minimumloon wordt halfjaarlijks geïndexeerd. Met ingang van 1 januari bedraagt het minimumloon 14,06 per uur, een stijging van 2,75 procent. Het referentiemaandloon bedraagt per 1 januari 2.191,80 euro per maand.
Belastingdienst start handhaving DBA
Vanaf 1 januari begint de Belastingdienst met de handhaving van de Wet DBA. Het kabinet ziet dit als een van de stappen om het probleem van schijnzelfstandigheid op te lossen. Kern van de DBA is dat opdrachtgevers en zzp’ers samen verantwoordelijk zijn voor de arbeidsrelatie die zij met elkaar aangaan. Zij moeten ervoor zorgen dat er duidelijkheid is over die relatie, en dat er niet eigenlijk sprake is van loondienst. Hendarin Mouselli, advocaat flexibele arbeid bij VRF Advocaten: “Je verricht arbeid, je krijgt daarvoor loon en er is sprake van gezag. Daar toets je het aan.”
Lage-inkomensvoordeel verdwijnt
Vanaf 1 januari vervalt het lage-inkomensvoordeel (LIV). Dat betekent dat werkgevers met personeel geen tegemoetkoming meer krijgen in loonkosten voor werknemers met een laag inkomen. Het LIV was bedoeld als stimulans voor werkgevers om (vaker) mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen en te houden. Onderzoek wijst volgens de Rijksoverheid uit dat deze maatregel slechts beperkt bijdraagt aan de kansen op de arbeidsmarkt voor deze groep.
Loonkostenvoordeel (LKV) ouderen/werknemer met arbeidshandicap
Het LKV voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben, wordt per 1 januari stapsgewijs afgebouwd. Het LKV voor oudere werknemers met dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024, wordt per 1 januari 2025 verlaagd en per 1 januari 2026 afgeschaft. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV wel gelden. Vanaf 1 januari 2025 verruimt de Rijksoverheid de criteria van het LKV voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap. Deze verruiming leidt ertoe dat werkgevers in meer gevallen in aanmerking komen voor LKV als zij een werknemer met een arbeidshandicap herplaatsen in de eigen functie of elders binnen het bedrijf (zie ook het volgende punt).
Makkelijker mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen
Voor ondernemers met meer dan 25 werknemers wordt het naar verwachting makkelijker om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Het loonkostenvoordeel voor een arbeidsbeperkte werknemer geldt straks zolang de werknemer in dienst is. Nu geldt het LKV voor maximaal drie jaar. Ook is straks geen speciale verklaring van UWV meer nodig om dit voordeel te krijgen. Als meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst worden genomen dan volgens de quotumregeling moet, krijg je als werkgever bovendien als bonus een hoger loonkostenvoordeel.
Minder kosten voor overwerk medewerkers met vast contract
Werknemers met een vast contract mogen tot 30 procent extra uren werken zonder dat je de hoge AWf-premie betaalt. Dat moet werkgevers meer flexibiliteit geven. Maar als een werknemer in een heel jaar gemiddeld toch meer dan 30 procent overwerkt, moet je met terugwerkende kracht alsnog de hoge AWf-premie betalen. De nieuwe regel geldt voor vaste arbeidscontracten waarbij personeel gemiddeld minder dan 30 uur per week werkt. Die grens ligt nu nog bij 35 uur per week. Voor contracten vanaf gemiddeld 35 uur per week hoef je nu al niet de hoge AWf-premie te betalen als personeel meer dan 30 procent overwerkt. In 2025 daalt die grens naar 30 uur per week. De AWf-premie is de premie die werkgevers afdragen als onderdeel van de werknemersverzekeringen waarmee WW-uitkeringen worden gefinancierd.
Lees ook: Veel zzp’ers stoppen in aanloop naar handhaving schijnveiligheid
Kleineondernemersregeling in de EU
Vanaf 1 januari is het voor ondernemers die zakendoen in andere EU-landen mogelijk om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling in de EU. Deelnemers kunnen dan een btw-vrijstelling krijgen voor een of meer EU-landen waar zij zakendoen.
Belastingtarieven en -schijven veranderen
De indeling van belastingtarieven en -schijven gaat veranderen. In 2025 komen er drie schijven met een eigen tarief. Bedoeling is dat je daardoor van het eerste deel van je inkomen meer overhoudt. De arbeidskorting stijgt in 2025 en wordt maximaal 5.599 euro. Dat was dit jaar 5.532 euro. De algemene heffingskorting gaat omlaag, van 3.362 euro in 2024 naar 3.027 euro in het nieuwe jaar.
Dit zijn de belastingtarieven die je in 2025 betaalt als je jonger bent dan de AOW-leeftijd:
Schijf 1: 35,82 procent
Schijf 2: 37,48 procent
Schijf 3: 49,50 procent
En de inkomensgrenzen per belastingschijf:
Schijf 1: inkomen tot 38.441 euro
Schijf 2: inkomen van 38.441 tot 76.817 euro
Schijf 3: inkomen boven 76.817 euro
30-procentregeling
De wijzigingen aan de 30-procentregeling worden deels teruggedraaid. Dit houdt in dat er vanaf 1 januari 2027 een nieuwe maximale belastingvrije vergoeding geldt van 27 procent. In 2025 en 2026 blijft het vergoedingspercentage nog op 30 procent voor alle werknemers die vanuit het buitenland naar Nederland komen. Ook wordt de geplande geleidelijke afbouw van het percentage geschrapt. Verder gaat de salarisnorm omhoog: voor de meeste werknemers is de nieuwe norm 50.436 euro. Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een masterdiploma geldt een aangepaste norm van 38.338 euro. Werknemers die vóór 2024 gebruikmaakten van de 30-procentregeling vallen onder overgangsrecht. Voor hen blijft het percentage van 30 procent van kracht en blijven de oude, geïndexeerde salarisnormen gelden, tot het einde van de looptijd van hun regeling.
Mkb-winstvrijstelling omlaag
De mkb-winstvrijstelling daalt naar verwachting in 2025 van 13,31 naar 12,71 procent. Door deze verlaging is je belastbare bedrag hoger en betaal je meer belasting dan in 2024.

Nog een jaar accijnskorting op autobrandstoffen
De korting van accijns op autobrandstoffen wordt naar verwachting met een jaar verlengd. In 2022 is de accijns op autobrandstoffen tijdelijk verlaagd, eerder was het plan om deze verlaging per 1 januari 2025 terug te draaien.
Aanpassingen giftenaftrek
Het kabinet stelde in het Belastingplan 2025 voor om de aftrek voor giften van bedrijven en ‘aanmerkelijkbelanghouders’ af te schaffen vanaf 1 januari 2025. Maar anders het hoofdlijnenakkoord aangaf, bleven de regelingen voor aftrek van eenmalige en periodieke giften aan goede doelen met het Belastingplan 2025 al ongewijzigd in stand. De Tweede Kamer heeft vervolgens op 14 november 2024 bij amendement de giftenaftrek voor bedrijven behouden en de periodieke-giftenaftrek verruimd door de bovengrens te verhogen van 250.000 naar 1,5 miljoen euro. Dat is volgens accountantskantoor PwC het resultaat van een succesvolle lobby door met name de goededoelensector.
Verbeterde pensioenregeling voor uitzendkrachten
Uitzendkrachten krijgen vanaf 1 januari 2026 een nieuwe pensioenregeling. De NBBU en ABU hebben met vakbonden FNV, CNV en De Unie bepaald hoe de nieuwe pensioenregeling eruit komt te zien. De nieuwe regeling is in lijn met de Wet toekomst pensioenen en daarnaast is de regeling sterk verbeterd. Op grond van deze wet hebben deelnemers aan een pensioenregeling vanaf 1 januari de keuze tussen opname van een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum, of in februari volgend op het jaar waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het bedrag ineens bedraagt maximaal 10 procent van de pensioenaanspraak.
Lees ook: Kansen voor de uitzendbranche door aanpak schijnzelfstandigheid