Gedeeltelijke honorarium bij voortijdige beëindiging bemiddelingsopdracht

0

Een bank die de overeenkomst van opdracht met een werving- en selectiebureau voortijdig beëindigt, moet een deel van het afgesproken honorarium betalen.

Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag is gekeken naar wie de beëindiging valt toe te rekenen en welk voordeel de bank heeft gehad van de bemiddeling.

De situatie

Een werving- en selectiebureau komt met een bank mondeling overeen kandidaten te werven voor twee seniorfuncties: beleggingsspecialist en accountmanager private banking. De afgesproken beloning voor de bemiddeling bedraagt 20 procent van het toekomstige jaarsalaris van de kandidaat.

Het bureau draagt voor elke functie twee kandidaten voor. Met kandidaat B, voor de functie van beleggingspecialist, worden gesprekken gevoerd. Het bureau laat de bank weten dat de brutosalariswens van B € 6.000 per maand is, plus een dertiende maand en vakantiegeld. De bank doet achtereenvolgens een salarisvoorstel van € 5250 en € 5456 bruto per maand. Beide voorstellen wijst B van de hand, en hij trekt zich terug uit de sollicitatieprocedure. Het bureau stuurt een e-mailbericht van B door aan de bank waarin B stelt dat hij “was overgekomen bij een bod van € 5750”. Het bureau factureert de geleverde diensten, maar de bank betaalt niet.

De vordering en het verweer

Het werving- en selectiebureau vordert bij de rechter een bedrag van € 28.733,44 voor de bemiddeling. Dat bedrag bestaat onder meer uit ruim € 20.000 voor de bemiddeling van B en een bedrag van € 3.500 voor de bemiddeling van de (afgewezen) kandidaat voor de andere functie. Daar heeft het bureau recht op, omdat het einde van de overeenkomst van opdracht te wijten is aan de bank. De bank heeft laakbaar gehandeld tijdens de sollicitatieprocedure met B omdat er nooit de intentie was de kandidaat aan te nemen, stelt het bureau. Het beroept zich daarmee op artikel 7:411 lid 2 BW.

De bank stelt echter dat de partijen een afspraak hadden op basis van ‘no cure no pay’. Het bureau heeft de opdracht niet afgerond. Geen loon dus. Als het bureau al recht zou hebben op loon, dan hoogstens een ‘redelijk’ loon (zie lid 1 van bovengenoemd artikel).

Het oordeel

De rechter oordeelt dat de bank € 6.879,33 moet betalen aan het bureau. Dat is niet het volledige loon, maar een percentage van het volle loon dat de bank aan het bureau verschuldigd zou zijn als laatstgenoemde in de opdracht geslaagd was.

De rechter stelt vast dat er sprake is van een ‘no cure no pay’-afspraak. Zoals ook uit het wetboek volgt, heeft het bureau daarom recht op de beloning zodra er door de bemiddeling een arbeidsovereenkomst tussen de bank en een derde tot stand is gekomen. Van deze regel mogen de partijen afwijken door iets anders af te spreken, maar dat is niet gebeurd. Maar bij voortijdige beëindiging van de opdracht heeft de tussenpersoon ook bij ‘no cure no pay’ recht op loon.

In dit geval heeft het bureau geen recht op een volledig loon omdat het de bank niet is te verwijten dat de overeenkomst voortijdig is geëindigd. Een geboden salaris van € 5.456,- is in deze situatie niet zo laag dat daaruit desinteresse van de bank valt af te leiden. Ook het voeren van gesprekken is een contra-indicatie. Bovendien was de bank vrij in de onderhandelingen en hoefde zij geen advies op te volgen van het bureau.

Het bureau heeft uitgelegd wat zijn werkzaamheden in deze overeenkomst precies behelsden zodat de rechter het bedrag van de vordering hieraan kan toetsen. Daarbij neemt hij in aanmerking, dat de bank nauwelijks voordeel heeft gehad van de werkzaamheden van het bureau.

Bron:
LJN BN5608, Rechtbank Utrecht
Voortijdig einde bemiddelingsovereenkomst
Eerste aanleg, 28 juli 2010

Door mr. Ingrid Kooijman
 

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer