Payrollkrachten hebben sinds 1 januari jl. recht op een adequaat pensioen. Maar payrollkrachten die eind 2020 arbeidsongeschikt waren en waarvan de payrollovereenkomst is gecontinueerd, vallen momenteel tussen wal en schip. Hendarin Mouselli (VRF Advocaten) legt in haar column voor Flexmarkt uit hoe dat zit.
‘Sinds 1 januari 2021 geldt op grond van artikel 8a lid 4 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) dat payrollkrachten recht hebben op een adequate pensioenregeling. Conform artikel 8a lid 5 Waadi is sprake van een adequate pensioenregeling als de payrollkracht hetzelfde pensioen krijgt als de werknemer in dienst van de inlener en werkzaam is in een gelijke of gelijkwaardige functie. Er is volgens artikel 8a lid 6 Waadi ook sprake van een adequate pensioenregeling als de payrollkracht een pensioenregeling krijgt dat voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Baadi). In de Baadi zijn de nadere voorwaarden voor deze adequate pensioenregeling bepaald. De reden dat de wetgever deze laatste mogelijkheid voor payrollwerkgevers heeft gecreëerd, is om aan de payrollkracht een adequaat pensioen te bieden ingeval de desbetreffende payrollwerkgever vanwege administratieve rompslomp niet wil of kan aansluiten bij de pensioenregeling van de inlener. Op deze wijze moet volgens de wetgever een voor iedereen duidelijke, eenduidige voorziening worden gecreëerd, die goed uitvoerbaar is. Appeltje eitje, zou je denken. Niet helemaal!
Lees ook: StiPP: aanpassing pensioen payrollwerknemers
Payrollkrachten die eind 2020 arbeidsongeschikt waren en waarvan de payrollovereenkomst is gecontinueerd, vallen momenteel tussen wal en schip. Eind 2020 kregen alle payrollkrachten – in de meeste gevallen nog voordat de werkgever iets had laten weten – een ‘afscheidsbrief’ van StiPP. De meeste payrollwerkgevers hebben voor alle payrollkrachten die recht hebben op een adequate pensioenregeling dat keurig geregeld. Arbeidsongeschikte payrollkrachten die reeds in dienst waren en ook in 2021 in dienst bleven, hadden echter het nakijken. Waarom?
StiPP verzekert helaas niet het uitlooprisico. De verzekeraars die de adequate pensioenregeling aanbieden, verzekeren niet het inlooprisico. In de ‘normale wereld’ is dit geen issue, want alle verzekeraars en premiepensioeninstellingen conformeren zich aan het zogenoemde Van Leeuwen Convenant (vanuit het Verbond van Verzekeraars). Deze overeenkomst beschermt werknemers in situaties wanneer een werknemer van baan verandert of de werkgever van pensioenuitvoerder wisselt. De werknemer wordt dan zo min mogelijk geconfronteerd met verlies van dekking. Deze overeenkomst bepaalt dat de oude pensioenuitvoerder verantwoordelijk is voor het uitlooprisico en dus ook dat van arbeidsongeschikte werknemers. StiPP hoeft zich helaas niets aan te trekken van de afspraken in het Van Leeuwen Convenant en doet dat ook niet, ondanks dat in het verleden de Pensioenfederatie én de Stichting van de Arbeid pensioenfondsen en (decentrale) sociale partners dringend hebben verzocht zich te committeren aan het Van Leeuwen Convenant.
Je mag niet ten nadele van de payrollkracht afwijken van de adequate pensioenregeling. Dit betekent dat je strikt formeel gezien de payrollkracht niet bij StiPP mag laten zitten, omdat het StiPP pensioen niet voldoet aan de wettelijke eisen van een adequate pensioenregeling. Je kan als payrollwerkgever echter momenteel niet anders. Je hebt geen keus. Het is makkelijker om gelijke behandeling van payrollkrachten bij wet te verkondigen dan het te realiseren. Zeker als je als wetgever niet zelf met de voeten in de klei hebt gestaan. Het gaat bij deze payrollkrachten niet alleen om gelijkheid van rechten, maar ook om gelijkheid van genot. Daar sta je dan als arbeidsongeschikte ‘tweederangs’ payrollkracht.’
Dit is een bijdrage van Hendarin Mouselli (VRF Advocaten).
Volg Flexmarkt op LinkedIn: