Ook zzp’er kan een beroep doen op het ‘no fee to worker principe van artikel 9 Waadi

0

Advocaten Jeannet van Vleuten en Huub van Osch schreven een blog over het ‘no fee to worker’ principe. Het is niet toegestaan om een fee te vragen aan arbeidskrachten om hen ter beschikking te stellen. Uitzendbureaus of detacheerders kunnen de rekening voor hun diensten dus niet bij de uitzendkrachten of gedetacheerden neerleggen (artikel 9 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Dit wordt ook wel het ‘no fee to worker’ principe genoemd. Deze wet is een implementatie van artikel 6 lid 3 van de Europese Richtlijn 2008/104/EG (de Uitzendrichtlijn).

Het Europees Hof van Justitie heeft in 2016 in het arrest Ruhrlandklinik al geoordeeld dat de Uitzendrichtlijn geldt voor alle arbeidskrachten die werkzaam zijn in een “arbeidsverhouding”. Daarmee heeft de uitzendrichtlijn een breder toepassingsgebied dan alleen arbeidskrachten die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.Op basis van die ruimere interpretatie zou dit ook voor zzp’ers  kunnen gelden. Het hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:2621) onderstreept die ruimere interpretatie in een recent gepubliceerd vonnis.

Wat was er aan de hand?

Een uitlener en een zzp’er (werkzaam in de zorg) zijn een overeenkomst van opdracht met elkaar overeengekomen, op grond waarvan de zzp’er zijn werkzaamheden voor de inlener verricht. In de overeenkomst van opdracht is een bemiddelingstoeslag van 3,5% overeengekomen, die werd ingehouden op de door de uitlener aan de zzp’er betaalde vergoeding. De zzp’er stelde dat deze afspraak in strijd was met de Waadi en aldus nietig was. De uitlener voerde aan dat geen sprake is van een arbeidsverhouding, zodat de Waadi niet van toepassing is en de afspraak dus wél geldig is.

In dit geval oordeelde eerst de rechtbank en later ook het hof dat de zzp’er recht had op volledige terugbetaling van de bemiddelingsvergoeding. Het hof overweegt verder het volgende.

Oordeel hof

Het hof verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2022 (ECLI:NL:HR:2022:751). Volgens de Hoge Raad kon een zzp’er werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht met een uitzendbureau een beroep doen op artikel 9a Waadi (het belemmeringsverbod), omdat hij tegen een vergoeding ter beschikking werd gesteld aan de inlenende instantie, maar alleen voor zover het om een persoon gaat die in zijn verhouding tot het uitzendbureau niet wezenlijk van een werknemer van het uitzendbureau verschilt.

Artikel 9a Waadi is een implementatie van artikel 6 lid 2 van de Uitzendrichtlijn, waardoor de Hoge Raad aansluit bij de definities uit deze richtlijn. In onderhavige zaak gaat het echter niet over artikel 9a Waadi (het belemmeringsverbod), maar artikel 9 Waadi (het no fee to worker-principe). Artikel 9 Waadi vormt echter ook een  implementatie uit de Uitzendrichtlijn, waardoor het hof ervoor kiest om ook in deze situatie aan te sluiten bij de definities van de Uitzendrichtlijn.

Het hof oordeelde dat de relatie tussen de uitlener en de zzp’er gekwalificeerd kan worden als een ter beschikking gestelde arbeidskracht volgens artikel 9 Waadi. Hoewel de zzp’er niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkte voor de uitlener, was er volgens het hof wel sprake van een arbeidsverhouding tussen hen. Dit werd onderbouwd door het feit dat de zzp’er taken uitvoerde voor en onder het gezag van de uitlener, en dat de uitlener niet puur functioneerde als een ‘matchingtool’.

Het hof benadrukte dat de zzp’er ook werkzaam was onder toezicht en leiding van de inlener, waaronder het opvolgen van instructies van leidinggevenden en vast personeel. Een clausule in de algemene voorwaarden van de uitlener, die stelde dat de zzp’er expliciet niet onder de leiding en toezicht van de inlener zou werken, deed niet ter zake – de feitelijke situatie is wat telt.

Het hof concludeerde ook dat de zzp’er, op grond van de uitgevoerde arbeid in Nederland, bescherming geniet zoals bedoeld door de Hoge Raad in het hierboven genoemde arrest. Dit vereiste niet dat de arbeidsverhouding van de zzp’er identiek was aan die van een werknemer van de uitlener. Wel was het vereist dat de zzp’er een aantal rechten genoot die deels identiek of gelijkwaardig waren aan die van personen gekwalificeerd als werknemers volgens Nederlands recht.

Conclusie

Kortom, het hof besliste dat de uitlener niet gerechtigd was om een tegenprestatie van de zzp’er te vragen voor het ter beschikking stellen van de diensten aan de inlener, conform artikel 9 Waadi. De zzp’er had dan ook terecht de nietigheid van deze contractuele bepaling ingeroepen. Hiermee werd bevestigd dat de zzp’er recht heeft op volledige terugbetaling van de bemiddelingsvergoeding.

Deze blog is geschreven door Jeannet van Vleuten en Huub van Osch en verscheen eerder op de site van HVG law.

Huub van Osch
Huub van Osch

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer