Als een werknemer zwanger wordt, heeft ze recht op zwangerschapsverlof
(voor de bevalling) en bevallingsverlof (na de bevalling). Tijdens het verlof
heeft de werknemer recht op een uitkering die net zo hoog is als het
ziektewetdagloon, ofwel 100% van haar salaris (tot het wettelijk maximum
dagloon).
Duur zwangerschapsverlof
Een werknemer heeft recht op minstens zestien werken zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het zwangerschapsverlof gaat in tussen zes en vier weken tot de vermoedelijke bevallingsdatum. De werknemer mag zelf bepalen wanneer het verlof ingaat.
Bevallingsverlof
Na de bevalling heeft een werknemer recht op minstens tien weken verlof, ook al wordt de baby later geboren dan verwacht. De bevalling van het kind moet de werknemer binnen twee dagen na de bevalling melden aan de werkgever.
De werknemer kan eerder weer beginnen met werken, maar op z’n vroegst pas 42 dagen na de bevalling.
Op de site van het ministerie van SZW is te berekenen wanneer en voor hoe lang (nog) de werkneemster verlof kan opnemen.
Aanvraag van het verlof
De werknemer vraagt het verlof minimaal drie weken voor de gewenste ingangsdatum aan bij de werkgever. Zij geeft hem een verklaring van de verloskundige of arts, waarin de vermoedelijke bevallingsdatum staat vermeld. Deze verklaring heeft de werkgever nodig om het verlof bij het UWV aan te melden. Dit doet de werkgever uiterlijk twee weken voor de ingangsdatum van het verlof. De uitkering kan via de werkgever betaald worden of rechtstreeks door het UWV.
Ziekte tijdens verlof
Als de werknemer voorafgaand aan het zwangerschapsverlof of na het bevallingsverlof ziek is vanwege de zwangerschap, dan heeft zij recht op een ziektewetuitkering. Deze uitkering bedraag maximaal 100% van haar ziektewetdagloon en duurt maximaal twee jaar. De werkgever loopt in dat geval geen risico.
Als de ziekte niet door de zwangerschap wordt veroorzaakt, dan gelden de normale regels voor loondoorbetaling bij ziekte.