De ABN Amro bank zegt de bankrelatie met een uitzendbureau op, maar volgens de rechter is dat onterecht.
Het uitzendbureau in kwestie is actief in de voedsel- en schoonmaakbranche en gevestigd in Ermelo.
Op grond van wettelijke regelingen als de Wet op het financieel toezicht en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, is ABN AMRO verplicht doorlopend klantenonderzoek te doen.
De bank stelde aan het uitzendbureau tientallen vragen die betrekking hadden op verschillende onderwerpen, variërend van het businessmodel van het bedrijf, het betalingsverkeer, de berichten in de media over huisjesmelkers en uitbuiting van arbeidsmigranten tot aan het duurzaamheidsbeleid van de onderneming. Daar is op geantwoord, zij het – in de ogen van ABN AMRO – onvoldoende.
Uit onderzoek van de bank kwamen gekke dingen naar voren, meldt het AD. Medewerkers zouden contant worden uitbetaald, terwijl dat niet mag. Er zou loon zijn uitbetaald via privérekeningen. In september vorig jaar zegde ABN Amro de bankrekening op.
G-rekening
Dit is voor het uitzendbureau reden om een kort geding aan te spannen. Het bedrijf bankiert uitsluitend bij ABN AMRO en de voortzetting van de onderneming komt in gevaar zonder bankrekening. Het uitzendbureau heeft nog geprobeerd om een bankrekening te openen bij twee andere banken die ook een G-rekening aanbieden, maar die aanvragen liepen nog ten tijde van de rechtszaak.
De rechter oordeelt dat de opzegging te vaag is. In de brief wordt gesproken over ‘bestemming van ontvangen gelden’ en ‘overname van bedrijfsactiviteiten van gelieerde ondernemingen’. Maar het wordt niet duidelijk wat daar precies onder valt. Uit de toelichting van ABN AMRO met betrekking tot de zinsnede ‘bestemming van ontvangen gelden’ begrijpt de rechter dat het gaat om de ontvangen gelden van inlenende partijen, die op de juiste wijze moeten worden aangewend voor het voldoen van het salaris van de uitzendkrachten. Maar uit de opzeggingsgrond werd dat niet duidelijk.
De voorzieningenrechter stelt het uitzendbureau in het gelijk.
Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2024:595, 5 februari 2024
