Oproep- en invalkrachten zijn steeds ontevredener over hun werk. De werkomstandigheden worden ook relatief (vergeleken met vaste werknemers) slechter. Ook hebben oproepkrachten vaker meerdere banen, in de meeste gevallen uit noodzaak om rond te kunnen komen.
Dat blijkt uit het rapport ‘Trends in kwaliteit van de arbeid van flexibele en vaste werknemers en multi-jobbers’ dat TNO deze week heeft gepubliceerd.
In Nederland werken steeds meer flexwerkers, waaronder ook steeds meer mensen met een oproep- of invalcontract. In de periode 2005 tot en met 2017 is het aandeel oproep- en invalkrachten verdubbeld van 4% (292.000 werknemers) naar 8% (546.000) van de werknemers in Nederland.
Oproep-/invalkrachten
Oproepkrachten zijn minder tevreden met hun werk dan vaste werknemers. In 2007 was nog 80% van de oproep- en invalkrachten tevreden met het werk, in 2017 was dat gedaald naar 73%. Als reden voor de mindere tevredenheid wijst TNO erop dat oproep- en invalkrachten te maken hebben met minder gunstigere werkomstandigheden. Zo hebben zij minder vrijheid om zelf hun werktempo te kunnen bepalen; in 2007 kon 45% van hen dit, in 2017 slechts 32%. Het verschil met werknemers in vaste dienst wat betreft het zelf kunnen bepalen van het werktempo is de laatste jaren alleen maar groter geworden. Tegelijkertijd geeft in 2017 32% van de oproep- en invalkrachten aan te maken te hebben met hoge taakeisen (erg hard, snel of veel werk moeten uitvoeren); in 2007 was dit nog 21%.
Uit het onderzoek blijkt dat oproep/-invalkrachten aanzienlijker vaker in ploegendiensten werken (36% in 2017) dan vaste werknemers én dat dat verschil groter is geworden. Ook is de fysieke belasting (regelmatig herhalende bewegingen) van oproep-/invalkrachten is over het algemeen hoger dan van vaste werknemers. En ook dat verschil is in de loop der jaren groter geworden.
Uitzendkrachten
Ook uitzendkrachten werken aanzienlijk vaker in ploegendiensten dan vaste werknemers. Ook blijkt uit het onderzoek dat de kwantitatieve taakeisen onder uitzendkrachten de afgelopen jaren zijn toegenomen. Ook is de fysieke belasting van uitzendkrachten relatief (ten opzichte van vaste werknemers) hoger geworden. Ook krijgen uitzendkrachten minder (dan vaste werknemers) de ruimte en stimulans in hun werk voor innovatie.
Opvallend is dat het verzuimpercentage onder uitzendkrachten in tien jaar tijd is gedaald van 4,4% naar 2,9% in 2017. Ter vergelijking, het verzuimpercentage onder vaste werknemers ligt rond de 4,5%.
Behoefte aan flexibiliteit
Daar staat tegenover dat flexkrachten die als oproepkracht of uitzendkracht werken dit vaker doen omdat ze behoefte hebben aan flexibiliteit en/of omdat ze nieuw zijn bij hun huidige werkgever. Het argument ‘’het lukt mij niet om een vaste baan te krijgen’ wordt steeds minder gebruikt als reden voor flexwerken.
Meerdere banen
Maar uit het onderzoek blijkt ook dat oproep- en invalkrachten meer moeite te hebben om rond te komen. Een op de tien heeft moeite om het hoofd financieel boven water te houden.
Eén op de vijf oproep- en invalkrachten (20%) heeft meerdere banen, ten opzichte van 4% gemiddeld in Nederland. Van de oproep- en invalkrachten met meerdere banen geeft 59% aan dat dit komt door financiële redenen.
De pdf van het rapport ‘Trends in kwaliteit van de arbeid van flexibele en vaste werknemers en multi-jobbers’ is online beschikbaar.
Bron: TNO
Lees ook: CBS: groei uitzendbanen, vooral meer oproepkrachten