Boetebeleid overtreding Wet Arbeid Vreemdelingen van tafel

0

Goed nieuws voor uitzenders die met buitenlandse uitzendkrachten werken. De rechter heeft bepaalt dat het boetebeleid dat geldt bij overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen te streng is. Marita Hoogeveen (Köster Advocaten) licht het belang van deze uitspraak toe.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State – de hoogste bestuursrechter in Nederland – heeft op 14 juli 2022 bepaald dat het boetebeleid dat geldt bij overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen te streng is. De mate van verwijtbaarheid moet voortaan terugkomen in de hoogte van de boete, waarbij het uitgangspunt is de ‘normale’ verwijtbaarheid waarbij 50% van de boetenorm mag worden opgelegd. Dit is gunstig nieuws voor uitzendondernemers die met buitenlandse uitzendkrachten werken.

Wav-verplichtingen

Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen mogen werkgevers geen werknemers voor zich laten werken die niet over de juiste papieren beschikken. Wat in de praktijk vaak fout gaat is dat er door een werkgever bij buitenlandse arbeidskrachten enkel naar de verblijfsvergunning wordt gekeken (‘right to stay’), maar niet naar het de tewerkstellingsvergunning (‘right to work’). Bovendien moet iedereen die een buitenlandse arbeidskracht voor zich laat werken aan de Wav-verplichtingen voldoen (en maakt het niet uit of er sprake is van een rechtstreekse arbeidsovereenkomst). Ook als inlener en in situaties van in- en doorleen moet er dus een check plaatsvinden, wat in de praktijk lang niet altijd gebeurt.

Variaties aan verwijtbaarheid

Een fout kan behoorlijk in de papieren lopen, want de boetes die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oplegt zijn niet mals. In de zaak waar het hier om gaat had de minister aan een tuinbouwbedrijf een boete opgelegd van € 36.000,– omdat negen buitenlandse werknemers niet de juiste papieren hadden. De eigenaar van het bedrijf voerde aan dat hij de overtredingen niet opzettelijk heeft begaan en dat de minister dat had moeten laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de boete. In het verleden haalden dergelijke verweren weinig uit. De Afdeling komt echter op de eerdere rechtspraak terug en oordeelt dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende variaties aan verwijtbaarheid.

Normboete

Met het huidige beleid zou namelijk een werkgever die opzettelijk de wet overtreedt dezelfde boete krijgen als een werkgever die eenmalig door onoplettendheid een fout maakt. De Afdeling vindt dat onredelijk en oordeelt dat alleen bij opzettelijke overtredingen mag worden uitgegaan van een 100%-boete. In zaken waarin sprake is van ‘grove schuld’ is de boete 75%. Het uitgangpunt daarbij is de ‘normale’ verwijtbaarheid, waarbij de normboete dient te worden gehalveerd. Het is aan de minister om te bewijzen van opzet of grove schuld sprake is. Als de overtreding kan aantonen dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid, kan slechts 25% van de boetenorm worden opgelegd.

Voor de zaak die aan de orde was had deze gewijzigde lijn in de jurisprudentie tot gevolg dat de werkgever 50% minder boete hoefde te betalen, omdat er volgens de Afdeling sprake is van een ‘normale’ situatie.

De uitspraak van de maakt dat de minister niet meer kan volstaan met het opleggen van een standaardboete van 100%, maar (meer) rekening zal moeten houden met de omstandigheden waaronder de overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen heeft plaatsgevonden. Een positieve ontwikkeling dus.

Marita Hoogeveen (Köster Advocaten)
Marita Hoogeveen (Köster Advocaten)

Dit is een bijdrage van Marita Hoogeveen Köster Advocaten. Haar bijdragen zijn ook te vinden in Flexmarkt magazine.

 

 

 

 

 

Over Auteur

De redactie van Flexmarkt zorgt er gezamenlijk voor dat jij op de hoogte blijft van inspirerende en vooral betrouwbare vakinformatie over gerelateerde onderwerpen op gebied van flexwerkers, ondernemen, payroll en de uitzendbranche.

Reageer