Uitleg loonverhoudingsvoorschrift – WAADI

0

Een uitzendkracht maakt rechtstreeks aanspraak op volledige toepassing van
de bepalingen uit de Bouw-cao op grond van een daarin opgenomen bepaling over de
rechten van uitzendkrachten binnen de bouwsector.

De feiten
Een uitzendkracht heeft tien maanden op uitzendbasis gewerkt bij een bouwbedrijf. In de uitzendovereenkomst is geen cao van toepassing verklaard. Het uitzendbureau is ook niet aangesloten bij brancheorganisatie ABU of NBBU. Na beëindiging van de uitzendovereenkomst heeft de uitzendkracht gesteld dat het uitzendbureau zijn loon, maar met name de emolumenten, niet heeft betaald conform de bepalingen uit de cao voor het bouwbedrijf en later de Cao Bouwnijverheid, die bij de opdrachtgever van toepassing was. De uitzendkracht heeft aanspraken jegens het uitzendbureau op grond van de cao-bepalingen over onder meer vakantierechten, reiskostenvergoeding, reisuren en roostervrije dagen. Het uitzendbureau is van mening dat de Bouw-cao niet van toepassing is en dat de werking ervan niet door de uitzendkracht kan worden afgedwongen.

De beslissing
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Bouw-cao van toepassing was bij de inlener toen de uitzendkracht daar werkzaam was. In deze cao is een bepaling opgenomen die inhoudt dat de inlenende bouwbedrijven een verplichting hebben na te gaan of deze cao op het aan uitzendkrachten betaalde loon wordt toegepast door het uitzendbureau. De stelling van het uitzendbureau – dat deze cao-bepaling het afdwingen van toepassing van de cao-bepalingen door de uitzendkracht verhindert – gaat volgens de rechter niet op. Om deze bepaling te laten doorwerken bij de uitzendkracht hoeven geen nadere afspraken tussen inlener en uitzendbureau te worden gemaakt. Het loonverhoudingsvoorschrift, neergelegd in artikel 8 lid 1 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI), is een basisbepaling. Die kan worden uitgebreid met andere toepasselijke bepalingen uit de cao van de opdrachtgever, maar niet worden beperkt. De uitzendkracht kan wel degelijk een rechtstreeks beroep doen op de cao-bepalingen, die verder gaan dan uitsluitend de loonbetaling volgens de cao van de inlener, waarop op grond van recht bestaat.

Kantonrechter Emmen, 25 april 2007, Jurisprudentie Arbeidsrecht 2007, nummer 175

Commentaar
Het algemene loonverhoudingsvoorschrift is gebaseerd op de gelijke behandelingswetgeving, op het beginsel ‘gelijke arbeid, gelijk loon’. Dit voorschrift dient te worden gezien als een minimumbepaling, die kan worden uitgebreid met aanvullende bepalingen uit een cao die bij de inlener van toepassing is, en niet kan worden beperkt.

Bron: mr. J.M. Caro, Advocatenkantoor Werk & Wet.

Over Auteur

Reageer