IBO-rapport: meer toezicht op schijnzelfstandigheid zzp’ers

0

Dé zzp’er bestaat niet en zpp’ers voorzien in de behoefte aan flexibiliteit van bedrijven. Zzp’ers zijn daarnaast ‘flink goedkoper’ dan werknemers en bieden werkgevers de mogelijkheid de kosten en risico’s verbonden aan het arbeidscontract te mijden. De grens tussen zzp-schap en werknemerschap is diffuus, terwijl de fiscale en arbeidsrechtelijke verschillen groot zijn en dat werkt schijnconstructies in de hand. Dus is er de noodzaak tot meer toezicht en handhaving.

Dat blijkt uit het langverwachte Interdepartementaal Beleidsonderzoek zelfstandigen Zonder Personeel’ (IBO-ZZP) dat minister Asscher (Sociale Zaken) vrijdag aan de Kamer heeft gepresenteerd.

In de laatste tien jaar is het aantal zzp’ers met bijna 50 procent toegenomen. Nederland telt inmiddels 800.000 fulltime zzp’ers en nog eens 600.000 zzp’ers die als zelfstandige bijverdienen. Ongeveer een kwart van de zzp’ers biedt producten aan, ongeveer driekwart biedt arbeid of diensten aan. Deze laatste groep groeit het sterkst. Zzp’ers werken relatief vaak in de zakelijke dienstverlening en de bouw. Zzp’ers zijn vaker man, gemiddeld hoger opgeleid en ouder dan werknemers.

Ondernemers
Over de reden waarom mensen zzp’er worden concludeert de IBO-werkgroep dat veel zzp’ers met name de vrijheid en onafhankelijkheid noemen als een belangrijk startmotief. De meesten blijken ook daarna gelukkig met hun keuze: zzp’ers vinden vaak dat ze leuk werk hebben, waarin ze zich kunnen ontplooien en waarbij arbeidstijden aansluiten bij de thuissituatie. Opdrachtgevers geven aan graag met zzp’ers te werken vanwege hun flexibiliteit en hun specialistische kennis.

Startmotief negatief
Voor een minderheid van de zzp’ers is het startmotief negatief, zo stelt het rapport. Deze groep wordt zzp’er bij dreigende werkloosheid of omdat zij geen (geschikte) baan in loondienst kunnen vinden. Een klein deel van de zzp’ers is daarbij sterk afhankelijk van één opdrachtgever en heeft weinig autonomie. Het IBO-ZZP rapport meldt geen zicht te hebben kunnen krijgen op de mate van schijnzelfstandigheid onder zzp’ers, maar de OESO schat hun omvang op ongeveer 15 procent van de zzp’ers. In onderzochte sectoren (bouw, transport, zorg en zakelijke dienstverlening) is een aandeel schijnzelfstandigen van tussen de 2 en 17 procent van de zelfstandigen gevonden.

‘Verstoring arbeidsmarkt’
De IBO-werkgroep stelt dat zzp’ers hun eigen functie hebben in de economie: zij zorgen – samen met flexibele werknemers – voor aanpassingsvermogen bij bedrijven en in de economie en voorzien in een behoefte aan flexibiliteit en specialistische kennis.
Daarnaast stelt het rapport dat de inhuur van zzp’ers ‘flink goedkoper’ is en aantrekkelijk voor werkgevers omdat de kosten en risico’s verbonden aan het arbeidscontract in Nederland hoog zijn. Asscher trekt op basis van het rapport de conclusie dat zzp’ers door fiscale voordelen (bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek) ook goedkoper zijn, wat een ‘verstorende werking’ op de arbeidsmarkt heeft.

Het IBO-rapport concludeert inderdaad ook dat ‘de grens tussen zzp-schap en werknemerschap diffuus is en aan de kwalificatie grote rechtsgevolgen verbonden zijn’. Dit zou meer schijnconstructies in de hand werken en dus zou er een noodzaak zijn tot meer toezicht en handhaving.

Schijnzelfstandigheid
Met het wetsvoorstel Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), die de VAR moet vervangen, hoopt het kabinet de ‘ondernemers’ en ‘schijnzelfstandigen’ beter te kunnen onderscheiden. Ook de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS), die per 1 juli van kracht is gegaan, is bedoeld om ‘schijnzelfstandigheid’ tegen te gaan.

Bronnen: Eindrapport IBO Zelfstandigen zonder personeel/Kamerbrief kabinetsreactie IBO ZZP

 

Lees ook:

Over Auteur

Reageer