Misverstand: ‘Uitzender die geen NOW aanvraagt is asociaal’

0

De NOW is voor veel bedrijven een prachtige regeling. Toch wordt deze helaas vaak verkeerd begrepen. Zo noemt vakbond CNV het ‘schandalig’ dat niet elke uitzender een beroep doet op de regeling. ‘Maar soms kunnen uitzendbureaus niet anders dan een deel van hun uitzendkrachten laten gaan.’

Patrick Hustinx (All About Flex) ontkracht in dit tweede deel uit de serie artikelen ‘En NOW de feiten’ ook dit hardnekkige misverstand over NOW.

De laatste week stonden de kranten er vol mee. Er zijn bedrijven die géén gebruik willen maken van de NOW-regeling en dat is een schande. De uitzenders die niet meedoen zijn ‘niet heel solidair en sociaal’ wordt er geroepen. Het meest bizar vind ik nog het verwijt van de FNV ‘dat uitzenders de NOW (subsidie) niet aanvragen om kosten te besparen. – uitzenders die een subsidie niet aanvragen om kosten te besparen? En dat is dan ‘niet sociaal’? Dat roept vragen op. Hoe zit het nu echt?

Om hier een antwoord op te geven, moeten we iets dieper de regeling induiken.

Het is heel belangrijk om te constateren lang niet iedere uitzendonderneming met serieuze problemen ook in aanmerking komt voor de NOW. Het is echter niet zo dat de uitzender die geen recht heeft op NOW het ‘dus’ niet zo zwaar heeft. Dat zit zo. Om in aanmerking te komen voor de NOW dient een uitzender meer dan 20% omzetverlies te maken -en nu komt het – ten opzichte van de gemiddelde omzet in 2019. Dat betekent dus dat twee ondernemingen die in februari van dit jaar volstrekt identiek (zelfde omzet, zelfde loonsom, zelfde vraaguitval) toch volledig anders voor de NOW kwalificeren.

Ik geef twee voorbeelden om dit toe te lichten. Laten we ervan uitgaan dat alle bedrijven uit de voorbeelden te maken hebben met een realistische acute vraaguitval van 33% ten opzichte van februari van dit jaar.

Voorbeeld 1: uitzendkrachten in dienst houden zonder NOW

Onderneming A is afgelopen jaar gegroeid met 25%. Hij krijgt een acute vraaguitval van 33% in maart. Maar ten opzichte van het voorgaande jaar is het omzetverlies ten opzichte van 2019 dan een stuk lager. Het minimaal vereiste omzetverlies is 20%. Deze uitzender komt daarom niet in aanmerking voor de NOW.

Zo liet Bram Bosveld van YoungCapital vorige week weten dat YoungCapital als groeibedrijf niet voldoet aan de voorwaarde van minimaal 20% omzetverlies (terwijl de omzet wel degelijk daalt door de coronacrisis.)

‘Ok’, hoor ik dan velen zeggen, ‘maar dat bedrijf heeft een goede tijd gehad, toch, dus wat zeurt die nou?’ Ja, inderdaad, de betreffende uitzender heeft een goede tijd gehad en heeft wellicht een betere uitgangspositie dan het bedrijf dat die groei niet heeft gehad. Maar de kernvraag is wat mij betreft anders: is zo’n buffer voldoende om de mensen dan zonder regeling aan het werk te houden? Het antwoord daarop is nee. En dat is makkelijk uit te leggen.

Een uitzender die 33% vraaguitval heeft, moet dus 33% van zijn hele loonsom doorbetalen zonder dat daar een factuur tegenover staat. De uitzender moet dit dan financieren door de marge die hij verdient op de werkende populatie van 67%. Dat betekent dus dat 2 uitzendkrachten voldoende marge moeten opleveren om een derde uitzendkracht loon door te betalen. Dat zou betekenen dat een uitzender een netto marge heeft van 50% op zijn uitzendactiviteiten! Dat is uiteraard een illusie. (Ik heb voor het gemak nog even de vaste lasten en overhead van de onderneming die bij een afschaling steeds zwaarder op het resultaat drukken buiten beschouwing gelaten.)

Natuurlijk kan een bedrijf een deel betalen door in te teren op zijn reserves, maar dat gaat in deze tijd heel snel. Als een bedrijf wil overleven en hij komt niet in aanmerking voor de NOW, dan heeft hij dus geen andere keuze dan een deel van de dienstverbanden te eindigen om erger te voorkomen. Dat is een kwestie van overleven en daar is echt niets asociaals aan.

Voorbeeld 2: uitzendkrachten in dienst houden mét NOW

Maar ook als de NOW wél kan worden aangevraagd kan er niet door alle bedrijven een garantie worden gegeven dat er geen dienstverbanden worden beëindigd. Het volgende voorbeeld laat dit zien.

Onderneming B werkt in de horeca en is afgelopen jaar met 10% gegroeid. Hij krijgt een acute vraaguitval van 33% in maart. In januari was zijn loonsom relatief laag ten opzichte van regulier werk in maart, april, mei (-30%).

Het rekensommetje wordt hier wat ingewikkelder en we moeten nog wat dieper duiken in de formule van de NOW om het effect voor deze onderneming te zien.

Heel grof gezegd wordt de NOW-uitkering berekend door drie factoren die met elkaar vermenigvuldigd worden (ik houd hier geen rekening met de afschalings- en ontslagboete).

(1) SV-loonsom januari x (2) compensatie werkgeverslasten (1,3 x 90%) x (3) Omzetverlies

Op ieder van deze factoren kan de wijze van berekening leiden tot een onredelijke vaststelling. Per factor licht ik dit toe:

  • SV loonsom: het kan zijn dat een onderneming een sterk afwijkende loonsom heeft in januari. Dit heeft dus direct een evenredige impact op de subsidiehoogte. Een werkgever met een dal in zijn loonsom in januari krijgt dus sowieso te weinig. (overigens geldt dit ook voor een werkgever met uitzonderlijk hoge loonsom).
  • In de formule ziet u dat ook de ‘compensatie werkgeverslasten’ zwaar weegt. Hierbij staat 1,3 voor de factor die de overheid bedacht heeft als gemiddelde voor de werkgeverslasten in Nederland. Die is voor uitzenders bij lange na niet toereikend. Het gaat te ver om dit ook nog in dit artikel te onderbouwen, maar u mag van mij aannemen dat een uitzender realistisch gezien 20-30% toe moet leggen op de in plaats van de gesuggereerde 10%.
  • Tot slot is er de factor omzetverlies. Ik heb hierboven al uitgebreid toegelicht dat de berekeningswijze hiervan kan leiden tot een flinke onderschatting van de echte vraaguitval.

Conclusies

Waar brengt dit ons? Ten eerste de conclusie dat de NOW zeer verschillend kan uitwerken voor verschillende uitzendbedrijven. Uit analyses die wij voor onze klanten maken, zien we veel voorbeelden dat een werkgever al heel snel veel meer dan 10% moet toeleggen op de loonkosten als hij al zijn medewerkers in dienst zou houden. De uitzender uit bovenstaand rekenvoorbeeld zal meer dan 30% moeten toeleggen op elke medewerker die hij zonder werk in dienst houdt. Dat houdt geen uitzendbedrijf vol.
Ten tweede is de conclusie dat ook uitzendbedrijven mét de NOW-subsidie een deel van de uitzendkrachten moeten laten gaan. Het over een kam scheren van alle uitzenders en verwijten maken aan uitzenders die personeel moeten laten gaan is ongepast en diep frustrerend voor die bedrijven, waarvoor de NOW gewoon niet toereikend is.

 Dit is deel twee uit de serie ‘En NOW de feiten’, geschreven door Patrick Hustinx (All About Flex)

Deel één is vorige week op flexmarkt.nl gepubliceerd: Misverstand NOW: de inlener die denkt korting te kunnen krijgen

Lees ook:

Over Auteur

Reageer